spelling winter werkwoordspelling op niveau

Op niveau


Lesdoel: Ik kan werkwoorden goed spellen in de tegenwoordige tijd.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Op niveau


Lesdoel: Ik kan werkwoorden goed spellen in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Hoe maak ik de tegenwoordige
tijd?
A
Ik = ik-vorm Jij/hij/zij/het= ik-vorm +dt wij/jullie/zij= hele werkwoord
B
Ik = ik-vorm Jij/hij/zij/het= ik-vorm +t wij/jullie/zij= hele werkwoord
C
Ik = stam-vorm Jij/hij/zij/het= stam +dt wij/jullie/zij= hele werkwoord

Slide 2 - Quiz

Welke uitzondering is er bij je/jij?
A
Als het een vraagzin is dan gaat de -t weg.
B
Als het een vraagzin is, komt er dt bij.
C
Als het een vraagzin is dan verandert er niets.

Slide 3 - Quiz

Nu even oefenen
Welke zin is juist?
A
Jasper vint Nederlands nog steeds leuk.
B
Jasper vind Nederlands nog steeds leuk.
C
Jasper vindt Nederlands nog steeds leuk.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Vind je dit ook zo lastig?
B
Vindt je dit ook zo lastig?
C
Vint je dit ook zo lastig?

Slide 5 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De leerling besteed te veel tijd aan zijn huiswerk.
B
De leerling besteden te veel tijd aan zijn huiswerk.
C
De leerling besteedt te veel tijd aan zijn huiswerk.

Slide 6 - Quiz

Noteer de juiste spelling van het werkwoord:
Wat (vinden)____ je leraar van je werk?

Slide 7 - Open question

Ik kan (bijna) alle werkwoorden goed spellen in de tegenwoordige tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Stapje verder


Lesdoel: Ik kan werkwoorden goed spellen in de verleden tijd.

Slide 9 - Slide

Hoe weet je hoe je het werkwoord moet spellen bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd?
A
Ik = ik-vorm Jij/hij/zij/het= ik-vorm +t wij/zij/jullie= hele werkwoord
B
Je maakt de stam en kijkt dan in 't sexy fokschaap of er -te(n) of -de(n) toegevoegd moet worden.
C
Je maakt de ik-vorm en kijkt dan in 't 't sexy fokschaap of er -te(n) of -de(n) toegevoegd moet worden.
D
Ik gok nog steeds ....

Slide 10 - Quiz

Dus... wat doe je als de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap voorkomt?
A
Dan voeg ik natuurlijk -te(n) toe.
B
Dan voeg ik natuurlijk -de(n) toe.

Slide 11 - Quiz


werkwoordspelling verleden tijd: geloven
A
Vorig jaar geloofde mijn zusje nog in Sinterklaas.
B
Vorig jaar geloofte mijn zusje nog in Sinterklaas.
C
Vorig jaar geloofdte mijn zusje nog in Sinterklaas.
D
Vorig jaar gelofde mijn zusje nog in Sinterklaas.

Slide 12 - Quiz



werkwoordspelling verleden tijd: proesten
A
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proesten we het uit van het lachen.
B
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proestten we het uit van het lachen.
C
Toen we het nieuwe nummer hoorden, proesden we het uit van het lachen.

Slide 13 - Quiz


werkwoordspelling verleden tijd: starten
A
Gisteren starte de wedstrijd om drie uur.
B
Gisteren startten de wedstrijd om drie uur.
C
Gisteren startte de wedstrijd om drie uur.
D
Gisteren starten de wedstrijd om drie uur.

Slide 14 - Quiz


werkwoordspelling
verleden tijd: bereiden
Gisteren ________ de kinderen een heerlijke maaltijd.

Slide 15 - Open question

Ik kan (bijna) alle werkwoorden goed spellen in de verleden tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

werkwoorden voltooid deelwoord


Lesdoel: Ik kan werkwoorden goed spellen in de voltooide tijd.

Slide 17 - Slide

Hoe weet je hoe je het voltooid deelwoord moet spellen bij zwakke werkwoorden?
A
Ik = ik-vorm Jij/hij/zij/= ik-vorm +dt
B
Je maakt de stam en kijkt dan in 't sexy fokschaap of er -t of -d moet staan.
C
Je maakt de ik-vorm en kijkt dan in 't sexy fokschaap of er -t of -d moet staan.

Slide 18 - Quiz


werkwoordspelling
voltooid deelwoord: gebeuren
A
TikTok beweert dat het nooit is gebeurd.
B
TikTok beweert dat het nooit is gebeurt.
C
TikTok beweert dat het nooit is gebeurdt.

Slide 19 - Quiz


werkwoordspelling
voltooid deelwoord: maken
A
Heb jij die prachtige foto gemaakd?
B
Heb jij die prachtige foto gemaakdt?
C
Heb jij die prachtige foto gemaakt?

Slide 20 - Quiz


werkwoordspelling
voltooid deelwoord: 
verdoven
A
Mijn kaak is nog steeds verdooft.
B
Mijn kaak is nog steeds verdoofd.
C
Mijn kaak is nog steeds verdoofdt.

Slide 21 - Quiz


werkwoordspelling
voltooid deelwoord: verhuizen
Ze zijn naar een groter huis_____

Slide 22 - Open question

Ik kan (bijna) alle werkwoorden goed spellen bij de voltooide tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

verkleinwoorden en meervoudsvormen


Lesdoel: Ook die laatste kan ik!

Slide 24 - Slide

autootje
auto'tje
tiramisuutje
tiramisu'tje
display'tje
displaytje
De juiste spelling van de verkleinwoorden:
café
auto
tiramisu
display
baby
De foute spelling van de verkleinwoorden
café
auto
tiramisu
display
baby
caféetje
cafeetje
baby'tje
babytje

Slide 25 - Drag question


Meervoud van:
gemenerik
A
gemenerikken
B
gemeneriken

Slide 26 - Quiz


Meervoud van:
radio
A
radioos
B
radio's

Slide 27 - Quiz


Meervoud van:
pc
A
pc's
B
pcs
C
pcees

Slide 28 - Quiz


Meervoud van:
penalty
A
penalties
B
penaltys
C
penalty's

Slide 29 - Quiz

Ik kan (bijna) alle verkleinwoorden en meervoudsvormen goed spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Extra oefeningen op classroom

Slide 31 - Slide