Bezittelijk voornaamwoord

Toets 
bezittelijk voornaamwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Toets 
bezittelijk voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
ik
jouw
hij
haar
wij
jullie
zij
mijn
zijn
ons/onze
hun
jij
zij
jullie

Slide 2 - Drag question

Jij hebt een boek.  
Het boek
Het is _______ boek. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 3 - Drag question

Ik heb een groene laars.
De laars
Het is _______ groene laars. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 4 - Drag question

Mijn moeder heeft een bloes.
De bloes
Het is _______ bloes. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 5 - Drag question

Wij hebben een kat.  
De kat
Dit is _______ kat. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 6 - Drag question

Jullie hebben een boot.  
De boot
Dit is _______ boot. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 7 - Drag question

Mijn vader heeft een boom.  
De boom
Het is _______ boom. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 8 - Drag question

Zij hebben een moeder.  
De moeder
Het is _______ moeder. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 9 - Drag question

Jij hebt een neus.  
De neus
Het is _______ neus. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 10 - Drag question

Wij hebben een deuk in de auto.
De deuk
De deuk is in  _______ auto. 
mijn
haar
zijn
onze
jouw/ je
ons
jullie
hun

Slide 11 - Drag question

Maak een zin met "mijn".

Slide 12 - Open question

Maak een zin met "zijn".

Slide 13 - Open question

Maak een zin met "jouw".

Slide 14 - Open question

Maak een zin met "ons".

Slide 15 - Open question

Maak een zin met "haar".

Slide 16 - Open question

Je bent klaar!

Slide 17 - Slide