2.4: Have got & herhaling a/an

1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today...
  1. Herhaling have got
  2. Herhaling A/AN
  3. Herhaling 

Slide 2 - Slide

             HAVE GOT

I have got
you have got
he, she, it HAS got

we have got
you have got
they have got

Slide 3 - Slide

Wat is juist?
A
I have got an owl.
B
I has got an owl.

Slide 4 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got lunch.
B
We has got lunch.

Slide 5 - Quiz

Wat is juist?
A
The doctor have got a lot of patients.
B
The doctor has got a lot of patients.

Slide 6 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got 7 lessons a day.
B
We has got 7 lessons a day.

Slide 7 - Quiz

Wat is juist?
A
Mr Biden have got a white house.
B
Mr Biden has got a white house.

Slide 8 - Quiz

Wat is juist?
A
They have got 5 dogs.
B
They has got 5 dogs.

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
A
You have got a bike.
B
You has got a bike.

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
It have got wheels.
B
It has got wheels.

Slide 11 - Quiz

Wat is juist?
A
Harry Potter have got an owl.
B
Harry Potter has got an owl.

Slide 12 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got music lesson.
B
We has got music lesson.

Slide 13 - Quiz

Wat is juist?
A
I have got a star ship.
B
I has got star ship.

Slide 14 - Quiz

Wat is juist?
A
He have got 2 cats.
B
He has got two cats.

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
She have got an umbrella.
B
She has got an umbrella.

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
You have got a book.
B
I has got a book.

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
We have got a horse.
B
I has got a horse.

Slide 18 - Quiz

       Recap:

he, she & it:            HAS
I, you, we & they:    HAVE

Slide 19 - Slide

A / AN

Slide 20 - Slide

Welke lidwoorden hebben we in het Nederlands?
A
Mijn en zijn
B
Ik, jij en wij
C
De, het en een
D
Van hem, van haar

Slide 21 - Quiz

Welke lidwoorden hebben we in het Engels?
A
Them & their
B
A & an

Slide 22 - Quiz

Uitleg:
In het Engels kennen we twee lidwoorden die verschillen per woord waar het bij hoort: a en an.

  • Als het woord erachter begint met een klinkers (a,e,i,o,u), gebruik je 'an'. Bijv.: an apple, an astronaut. 
  • Als het woord begint met een medeklinker (alle andere letters), gebruik je 'a'. Bijv.: a car, a game.

Slide 23 - Slide

Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen!
Want... let op: je moet luisteren naar hoe de eerste letter wordt uitgesproken!
Bijv.: an Xbox, an hour, a uniform. 

Slide 24 - Slide

Dus....  a / an
Wanneer het volgende woord met een klinker(klank) begint gebruik je: an

Wanneerhet volgende woord met een medeklinker(klank) begint gebruik je: a

Slide 25 - Slide

...book
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

...boy
A
a
B
an

Slide 27 - Quiz

...arm
A
a
B
an

Slide 28 - Quiz

...ear infection
A
a
B
an

Slide 29 - Quiz

...uniform
A
a
B
an

Slide 30 - Quiz

...one-way street
A
a
B
an

Slide 31 - Quiz

....hour
A
a
B
an

Slide 32 - Quiz

....x-ray
A
a
B
an

Slide 33 - Quiz

          Telling time: herhaling
Kijk even goed naar de klok op de volgende dia (hoe was het ook al weer?) en maak daarna de quiz op de dia daarna. Succes!

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

        Homework time:
2.4: 
  • opdracht 1 t/m 11 maken en nakijken
  • Woordtrainer maken
  • Test Jezelf maken en voldoende behalen
  • Quizlet test maken
  • Klaar? Grammar blad "have got".

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide