B2 Duits Kapitel 9-4

Herzlich Willkommen!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Slide

Rückblick (1)
Voor vandaag heb je een heleboel Aufgaben in je werkboek gemaakt over de 1e en 4e naamval

Die gaan we nu even nakijken en verbeteren.
Pak je boek (Seite 116-121),
controleer alle antwoorden en verbeter de fouten.

Slide 2 - Slide

Rückblick (2)
Voor vandaag heb je geoefend met
(hopelijk) ook geoefend met de 
1e en 4e naamval van de persoonlijke voornaamwoorden
en de
voorzetsels met de 4e naamval

Test jezelf op de volgende dia's

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
1e naamval
4e naamval
ich (ik)
mich (mij)
du (jij)
dich (jou)
er (hij)
ihn (hem)
sie (zij) (ev)
sie (haar) (ev)
es (het)
es (het)
wir (wij)
uns (ons)
ihr (jullie)
euch (jullie)
sie (zij) (mv)
sie (hen) (mv)
Sie (u) 
Sie (u)
timer
1:00
Leertijd

Slide 4 - Slide

Geef de bijpassende 4e naamval

ich

Slide 5 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

du

Slide 6 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

er

Slide 7 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

sie

Slide 8 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

wir

Slide 9 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

ihr

Slide 10 - Open question

Geef de bijpassende 4e naamval

Sie

Slide 11 - Open question

Welk woord hoort in deze zin?

Sind die Kleider für ..... ?
A
wir
B
uns

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

..... reitet jeden Mittwoch.
A
Er
B
Ihn

Slide 13 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

Ich gehe ohne ..... einkaufen.
A
ihr
B
euch

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

Unsere Mannschaft kann nicht ohne ..... spielen.
A
er
B
ihn

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

Das kommt alles durch ..... !
A
du
B
dich

Slide 16 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

..... haben keinen Fernseher.
A
Wir
B
Uns

Slide 17 - Quiz

Welk woord hoort in deze zin?

..... kommt am Wochenende mit ins Kino.
A
Ihr
B
Euch

Slide 18 - Quiz

Voorzetsels van de 4e naamval


Leertijd             
Duits
Nederlands
durch
door(heen)
für
voor (bestemd)
ohne
zonder
um
om(heen)
bis
tot
gegen
tegen
entlang
langs
timer
1:00

Slide 19 - Slide

Sleep het VOORZETSEL naar de juiste vertaling.
door(heen)
voor (bestemd)
zonder
om(heen)
tot
tegen
langs
ohne
bis
entlang
für
durch
um
gegen

Slide 20 - Drag question

Welk voorzetsel hoort in deze zin?

Ist die Schokolade ..... uns?
A
für
B
um

Slide 21 - Quiz

Welk voorzetsel hoort in deze zin?

..... halb elf haben wir Pause.
A
für
B
um

Slide 22 - Quiz

Welk voorzetsel hoort in deze zin?

Das ist ein Pullover ..... Kapuze.
A
durch
B
ohne

Slide 23 - Quiz

Welk voorzetsel hoort in deze zin?

..... wen willst du heute mal spielen?
A
Für
B
Gegen

Slide 24 - Quiz

Welk voorzetsel hoort in deze zin?

Die Vorstellung dauert ..... halb vier.
A
um
B
bis

Slide 25 - Quiz

Planung für heute
Zoals je op de eerste dia hebt gezien is het thema vandaag




We beginnen met HÖREN

Slide 26 - Slide




In een meubelzaak in Münster hebben inbrekers
A
eerst het speelgoed uitgetest voor ze het meenamen.
B
zonder iets te stelen de winkel weer verlaten.

Slide 27 - Quiz




Een vrouw uit Berlijn klaagde erover
A
dat men haar ongevraagd iets extra's had toegestuurd.
B
dat zij bij de webshop iets niet kan ruilen of terugsturen.

Slide 28 - Quiz




In een supermarkt in Geisenhausen
A
was een meisje haar moeder kwijt.
B
wilde een merkwaardige klant de winkel niet verlaten.

Slide 29 - Quiz




In een ijswinkel in Friedrichshafen
A
krijgt men klachten over klantonvriendelijkheid.
B
is men op zoek naar hardwerkend personeel.

Slide 30 - Quiz




In een kledingzaak in Straubing
A
is een man tijdens het passen in slaap gevallen.
B
heeft een man zich verstopt in een kleedhokje.

Slide 31 - Quiz




Een 31-jarige dief uit München
A
liep per ongeluk bij het politiebureau naar binnen.
B
had schoenen in verschillende maten gestolen.

Slide 32 - Quiz

An die Arbeit!
*Open je boek op Seite 112/D Lesen
*Lees de tekst op Seite 113/Thema Taschengeld (of lees hier                )

*Maak in je boek Seite 112-114/Aufgaben 13-14-15-16


Slide 33 - Slide

Alles fertig und Zeit übrig?
*Such dir was schönes zum Üben in Classroom


Slide 34 - Slide

HAUSAUFGABEN
Lernen/Wiederholen:
*Seite 116/Grammatik A en Seite 119/Grammatik B
*Seite 134/A Sehen (D-N) + B Wortschatz (N-D)
Schreiben:
*Seite 112-114/Aufgaben 11-15-16
Vorbereiten/Lesen:
*nichts

Slide 35 - Slide