Week 45 leerjaar 1

Lezen 2.3 

Tekst verbanden en signaalwoorden
Doel:
- Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen 2.3 

Tekst verbanden en signaalwoorden
Doel:
- Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Uitleg
Logische verbanden tussen zinnen en alinea's.

Signaalwoorden om die relaties duidelijk te maken


Slide 3 - Slide

'opsomming'
signaalwoorden

Slide 4 - Mind map

Uitleg
Signaalwoorden om een opsomming aan te geven:
- eerst
- vervolgens
- bovendien
- daarna
- ten slotte


Slide 5 - Slide

Uitleg
Reden of argument -> daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
Tegenstelling -> maar, echter, desondanks, hoewel, toch
Conclusie -> dus, hieruit volgt, kortom
Oorzaak-gevolg -> doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat

Slide 6 - Slide

In de zomer is het weer lekker, maar in de winter is het koud.
A
reden of argument
B
tegenstelling
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quiz

Wij blijven nog even zitten, omdat het hier zo gezellig is.
A
reden of argument
B
tegenstelling
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 8 - Quiz

Al met al kunnen we zeggen dat zijn familie niet zo spontaan is.
A
reden of argument
B
tegenstelling
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quiz

De boom is omgewaaid doordat het zo hard heeft gestormd.
A
reden of argument
B
tegenstelling
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 10 - Quiz

Luisteren 2.3

Betogende teksten
Doel:
- Standpunten en argumenten herkennen en beoordelen .

Slide 11 - Slide

Uitleg
Betoog, debat of discussie = iemand .met argumenten overtuigen van je standpunt.
Signaalwoorden bij standpunt:
- ik vind
- volgens mij
- ik denk dat
- het is mijn overtuiging
- mijn conclusie is

Slide 12 - Slide

Stelling: De coronamaatregelen zijn voor jongeren het ergste

Slide 13 - Open question

Uitleg
Objectieve argumenten -> controleerbaar (waar of niet waar)
Subjectieve argumenten -> niet feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn.

Tegenargumenten -> argumenten om aan te tonen dat een standpunt of argument onjuist is

Slide 14 - Slide

Uitleg
Drogredenen -> onjuiste argumenten of redeneringen:
- verkeerde vergelijking
- persoonlijke aanval

Slide 15 - Slide

Schrijven 1.6

Aantekeningen
Doel:
- Je maakt aantekeningen en werkt ze uit.

Slide 16 - Slide

Uitleg
Aantekeningen maken -> belangrijke informatie onthouden (korte tekst maken):

1. Beperk je tot de belangrijkste informatie
2. Schrijf korte maar volledige zinnen
3. Begrijpelijk (iemand die de tekst niet kent)

Slide 17 - Slide

Opdracht
Luister naar de tekst van de docent

Maak ondertussen  aantekeningen en werk ze daarna uit.

Slide 18 - Slide