K2 Hoofdstuk 8 8.1 Vergrotingsfactor

Pak de volgende spullen erbij:
Boek deel 2 bladzijde 146 t/m 153

8.1 Vergrotingsfactor

Schrift, potlood, geodriehoek en rekenmachine

1 / 13
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Pak de volgende spullen erbij:
Boek deel 2 bladzijde 146 t/m 153

8.1 Vergrotingsfactor

Schrift, potlood, geodriehoek en rekenmachine

Slide 1 - Slide

Weektaak week 20:
Maken en inleveren via TEAMS (voor maandag 24 mei):

Voorkennis H8
Opdracht 1 t/m 7
8.1 Vergrotingsfactor
Opdracht 4 t/m 19
8.2 Gelijkvormige driehoeken
Opdracht 24 t/m 34

Studyflow: Zorg ervoor dat alles t/m Hoofdstuk 18 af is!!













Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

§8.1 Vergrotingsfactor
Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke begrippen:
Origineel (oud) en beeld (nieuw). 
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
AB = 2 cm (origineel)
A'B' = 3 cm (beeld)

vergrotingsfactor = 3 : 2 = 1,5 


Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 5 - Slide

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 



Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel
origineel
beeld
4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5

Slide 6 - Slide

Verkleinen (= vergroten)
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.
Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 
lengte beeld : lengte origineel

4 : 8 = 0,5
Je vergrotingsfactor = 0,5

Slide 7 - Slide

Verkleining
In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.
Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus is de vergrotingsfactor < 1 dan is het een verkleining

Slide 8 - Slide

Wat is de vergrotingsfactor ?
De kleine is het origineel.
A
3
B
0,5
C
1
D
2

Slide 9 - Quiz

Bereken de
vergrotingsfactor
ABCD is het origineel
A
200
B
2,5
C
0,4
D
32

Slide 10 - Quiz

Als de vergrotingsfactor 0,8 is.
Wordt het beeld dan groter of kleiner?
A
groter
B
omgedraaid
C
blijft gelijk
D
kleiner

Slide 11 - Quiz

De foto is 10 bij 15 cm.
De vergrotingsfactor is 3,5.

Wat worden de maten van de vergroting?
A
35 bij 52,5 cm.
B
35 bij 45 cm.
C
30 bij 52,5 cm.
D
30 bij 45 cm.

Slide 12 - Quiz

Weektaak week 20:
Maken en inleveren via TEAMS (voor maandag 24 mei):

Voorkennis H8
Opdracht 1 t/m 7
8.1 Vergrotingsfactor
Opdracht 4 t/m 19
8.2 Gelijkvormige driehoeken
Opdracht 24 t/m 34

Studyflow: Zorg ervoor dat alles t/m Hoofdstuk 18 af is!!













Slide 13 - Slide