P4 - week 4 - 17 mei 2023

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

P4 - week 4 - 17 mei 2023

¿Qué vamos a hacer hoy?

Leerdoelen voor deze les:

* Ik kan het werkwoord 'ir' vervoegen en toepassen

* Ik kan zeggen met welk vervoermiddel ik reis

* Ik kan de weg aan iemand vragen / ik kan iemand de weg wijzen

* uitleg schrijfopdracht week 5

Ejercicio 4 (página 13)

Kijk naar de foto en schrijf 3 mogelijke

vragen op over de stad

• 1) ¿Dónde está la Plaza Pintores?
• 2) ¿En qué calle está el supermercado?
• 3) ¿Dónde está la papelería?
• 4) ¿En qué calle está el museo?
• 5) ¿Dónde está el cine?

Feedback schrijfopdracht + conclusies

Code	Betekenis
..............	verkeerd woordgebruik
______	verkeerde vervoeging van het werkwoord
S	verkeerde spelling
V	woord vergeten
O	verkeerde opbouw

El verbo 'ir' (gaan)

Het werkwoord 'ir' betekent gaan

Ir + a + infinitief = iets gaan doen 

(in de toekomst)

--> Voy a comprar un teléfono

'Ir' in combinatie met voorzetsels

Ir + a   = gaan naar (bestemming) /iets gaan doen

Ir + en = met de ... gaan (vervoer-middel)

Ir de    = activiteit

     Ejercicio 2 - página 15

Er zijn twee uitzonderingen waarbij je het voorzetsel 'a' gebruikt:

Voy a pie

*ik ga lopend

Voy a caballo

*ik ga te paard

Richting aanwijzen (p.16)

Hay que tomar la primera calle.             Je moet de eerste straat nemen.

Hay que torcer a la izquierda.                 Je moet links afslaan.

Hay que seguir hasta la Plaza Mayor.  Je moet doorgaan tot de Plaza Mayor.

Hay que seguir todo recto.                      Je moet rechtdoor gaan.

HAY QUE = je moet/men moet (=algemene manier van zeggen)

tomar = nemen  *  torcer = afslaan   *  seguir = doorgaan

Richting aanwijzen (p.16)

Tienes que tomar la primera calle.             Je moet de eerste straat nemen.

Tienes que torcer a la izquierda.                 Je moet links afslaan.

Tienes que seguir hasta la Plaza Mayor.  Je moet doorgaan tot de Plaza Mayor.

Tienes que seguir todo recto.                      Je moet rechtdoor gaan.

TIENES QUE (=jij vorm) + hele werkwoord:  Je moet + hele werkwoord

TIENE QUE (=u-vorm) + hele werkwoord: U moet + hele werkwoord

Ejercicio 3 - página 17

La calle

A la derecha

A la izquierda

Seguir todo recto

Ejercicio 4a/4b (pág. 18)

Om informatie vragen   =     pedir información

Informatie geven             =     dar información 

4a: Welke woorden uit de afbeeldingen ken je nog niet?

4b: Zoek de betekenis op van deze woorden en schrijf deze op

Mogelijke onbekende woorden (p.18)

sabes	weet je
sabe	weet u
lejos	ver
cerca	dichtbij
la parada	de halte
la esquina	de hoek
de aquí	van hier

muy	erg
bastante	redelijk
un poco	een beetje
la plaza	het plein
la avenida	de laan
la primera	de eerste
la segunda	de tweede

Ejercicio 5 - página 18

• 1A 
• 2D
• 3C
• 4B

Onderwerpen schrijfopdracht

• Passende aanhef aan het begin
• Je naam, je leeftijd, je woonplaats, hoeveel broers/zussen je hebt
• Vertellen hoe je je voelt/hoe het met je gaat
• Vertellen dat je student bent, hoe je naar school reist en hoe laat je gaat
• Opschrijven waar je (niet) werkt, en op welke dag(en)
• Dingen benoemen waar je wel en niet van houdt
• Vraag waar de bioscoop zich bevindt
• Bedank voor het lezen en sluit af met een passende groet

Schrijfopdracht week 5 

• Schrijfopdracht telt 1x mee als s.o. / eindtoets telt 2x mee
• Ik zet de schrijfopdracht in jullie rooster

• In de Teamstegel van klas ACM1B/AIH1A staat een document met de onderwerpen, waarover je zinnetjes moet kunnen schrijven, zodat je je goed kunt voorbereiden!