This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Infuusvloeistof 1ml =
Bloed 1ml =
Sondevoeding 1ml =
20 druppels
18 druppels
16 druppels
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Een zakje van 200 ml infuusvloeistof moet in 75 minuten inlopen. (1 ml = 16 druppels) Wat is de druppelsnelheid per minuut? (Afronden op hele druppels)
Slide 7 - Open question
Een patiënt krijgt 0,5 liter NaCl . Het geheel moet in 4 uur inlopen. Wat is de druppelsnelheid per minuut? 1ml = 20 druppels
Slide 8 - Open question
Erythrocytenconcentraten moeten in 6 uur ingelopen zijn. Een verpakking bestaat uit 900 ml. Wat is de juiste druppelsnelheid in druppels per minuut, uitgaande van 1 ml = 18 druppels?
Slide 9 - Open question
Bij Mw T was een zakje medicatie-oplossing aangehangen van 300 ml. Deze loopt in 2 uur in. Wat is de inloopsnelheid?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Dhr el H krijgt NaCl 0,9% via de pomp. In 2,5 uur tijd wordt er 500 ml aan hem toegediend. Wat is de pompstand?
Slide 13 - Open question
Mevrouw de W krijgt medicatie via een spuitenpomp. Deze loopt 35 ml in 7 uur tijd. Op welke stand moet de pomp staan?
Slide 14 - Open question
De spuitenpomp van meneer G staat op stand 1,6 en in de spuit zit 48 ml. Na hoeveel uur is de spuit leeg?
Slide 15 - Open question
Wat vind je lastig?
Slide 16 - Mind map
Mevrouw X krijg heparine, 1200 IE per uur via een spuitenpomp. Er zit 24 000 IE heparine opgelost in een spuit van 48 ml. Op welke stand moet de pomp staan?