This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Voorbeeld:
De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.
Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).
Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.