1. pv --> geeft tijd en getal aan (ev of mv)
2. zinsdeelstreepjes --> welke woorden horen bij elkaar?
3. o --> over wie gaat de zin?
4. wwg of nwg --> omschrijft handeling of eigenschap van o
5. lv --> ondergaat de handeling van o - niet icm met nwg!
6. mv --> werkt mee aan de handeling van o
7. bwb --> waar, wanneer, waarmee, hoe vaak enz.