3KB1 Determineren les 1

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welkom 3KB

Informatie over PTA

De toets bestaat uit 3 opdrachten.

De toets bestaat uit 2 onderwerpen.

1. Je moet kunnen determineren.

2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier.

Vandaag: 

Uitleg opdracht 1 (Determineren hoe doe je dat).

Vrijdag: 

Uitleg opdracht 2 en 3. (Waterkwaliteit leren bepalen).

Voorbereiden op het PTA Determineren.

Wat betekent Determineren?

Determineren is het opzoeken van een organisme.

Dit doe je met een soort vragenlijst die je stap voor stap doorloopt. Aan het einde kom je erachter wat voor soort dier het is.

Zoals jullie geleerd hebben zijn dieren altijd ingedeeld in groepen. Ze zijn (Geordend). 

Dieren zijn ingedeeld, zodat je ze makkelijk kan opzoeken. Dit opzoeken van een naam heet determineren.

Dit kan door bijvoorbeeld boekjes te gebruiken of kaarten.

Wij gaan deze les niet met een boekje werken, maar met een tabel.

Waarom determineren wij?

Om bijvoorbeeld de kwaliteit te kunnen bepalen van een leefgebied.

Hoe weten we of deze sloot nou gezond is?

Door te kijken of er veel verschillende dieren inleven.

Lesdoel

Jullie weten aan het einde van de les hoe je een determineertabel van organismen kan gebruiken.

Oefening voor PTA.

Stap 1 : Determineer boekje uitdelen en pen en leegblaadje pakken in schrift.

Stap 2: Klassikaal determineren. (Alle stappen opschrijven).

Stap 3: Zelfstandig 4 dieren determineren. (Alle stappen opschrijven).

(De eerste doen we samen).

Extra oefening: Quiz

Het organisme heeft geen bladgroenkorrels

1. Planten
2. Bacteriën, dieren of schimmels

Het organisme heeft een celkern in alle cellen

1. Bacteriën
2. Planten, dieren of schimmels

Het organisme heeft geen celwand om alle cellen

1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Planten
4. Dieren

Het dier is symmetrisch

1. eencelligen
2. holtedieren, wormen, stekelhuidigen
3. sponzen
4. weekdieren, geleedpotigen, gewervelden,

Het dier is tweezijdig symmetrisch

1. holtedieren
2. stekelhuidigen
3. wormen, weekdieren
4. gewervelden, geleedpotigen

Het dier heeft een skelet en is niet lang en dun

1. wormen
2. weekdieren, gewervelden, geleedpotigen

Het dier heeft een uitwendig skelet

1. weekdieren
2. gewervelden
3. geleedpotigen

Het skelet is een pantser

1. weekdieren
2. gewervelden
3. geleedpotigen

Het lichaam is gedeeltelijk opgebouwd uit segmenten

1. duizendpoten
2. kreeftachtigen
3. insecten
4. spinnen

Het dier heeft zes poten

1. duizendpoten
2. kreeftachtigen
3. insecten
4. spinnen

Determineren

Determineren 

Aan de slag

Kader boek? Opdracht 1 t/m 5 Blz 266 t/m 271

Basis boek? Opdracht 1 t/m 6 Blz 250 t/m 254