Week 1 Bereid je voor op het instellingsexamen schrijven 2F

Wat ga je doen vandaag?
Aan het eind van de les:
  • Weet ik wat ik kan verwachten bij het schrijfexamen.
  • Weet ik waar ik op moet letten bij het maken van de opdrachten. 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Wat ga je doen vandaag?
Aan het eind van de les:
  • Weet ik wat ik kan verwachten bij het schrijfexamen.
  • Weet ik waar ik op moet letten bij het maken van de opdrachten. 

Slide 1 - Slide

Instellingsexamen Schrijven 2F
  • Andere locatie, kom op tijd! ID kaart
  • Hoofdtelefoon, pen en papier, woordenboeken 
  • Tijd: 60 minuten
  • Uitslag, herkansing

Slide 2 - Slide

Ik heb de filmpjes uit de mail goed bekeken.
0=helemaal niet/ 100= allemaal aandachtig.
0100

Slide 3 - Poll

Hoe ziet het examen eruit?
Meestal drie opdrachten:
- Een zakelijke brief/ of een brief aan een vriend; let op de toon die is dan anders.
- Een zakelijke e-mail
- Een artikel
- Een memo
- Een instructie


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat wordt de titel van jouw artikel?

Slide 6 - Open question

Jouw artikel bestaat uit een inleiding een kern en een slot. Schrijf een overtuigende slotzin:

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Schrijf de advertentietekst.

Slide 11 - Open question

Memo
Een memo is een kort briefje waarmee je snel iets doorgeeft aan iemand. Memo’s worden vaak geschreven op een kleine papiertje met een zelfklevende rand (post-it). Veel bedrijven hebben voorbedrukte briefjes die je kunt invullen. Informatie op een memo moet feitelijk, beknopt en volledig zijn. Controleer of je niets belangrijks vergeet met de 5w+h-vragen: wat, wanneer, waar, wie, waarom en hoe.
Schrijf duidelijk leesbaar.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

In de inleiding van een zakelijke brief staat:
A
Jezelf voorstellen, waarom je de brief schrijft
B
Kort maar krachtig alle informatie.
C
de datum en het onderwerp.
D
dat je spoedig wat van ze hoopt te horen.

Slide 15 - Quiz

Wat is bij een zakelijke brief het belangrijkst?
A
de lay-out
B
de inhoud
C
de aanhef
D
de stijl

Slide 16 - Quiz

Wat is de opbouw van de zakelijke brief?
A
Inleiding, kern, slot
B
kern, slot
C
kern
D
inleiding

Slide 17 - Quiz

Wat is een goede aanhef van een zakelijke brief?
A
Hallo meneer Wouters,
B
Geachte heer Wouters,
C
geachte heer Wouters,
D
Geachte Heer Wouters,

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze van het onderwerp in een zakelijke brief?
A
Betreft: Ik heb een vraag over een defect artikel dat ik ontvangen heb
B
Betreft: defect artikel ontvangen

Slide 19 - Quiz

Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw. Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.

Slide 20 - Quiz

Wat komt als eerste bij een zakelijke brief?
A
Adres van schrijver
B
Adres van ontvanger
C
Het onderwerp van de brief
D
Aanhef (geachte heer...)

Slide 21 - Quiz

Wat is een zakelijke brief?
A
een briefje aan je moeder
B
een sollicitatiebrief
C
een klachtenbrief over je telefoonabonnement
D
een boodschappenlijstje

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN zakelijke brief?
A
liefdesbrief
B
klachtenbrief
C
sollicitatiebrief

Slide 23 - Quiz

In een zakelijke brief gebruik je:
A
jullie bedrijf
B
uw bedrijf

Slide 24 - Quiz

De slotformule van een zakelijke brief is....
A
Met vriendelijke groet,
B
Groet,
C
Mvg,
D
Hartelijke groet,

Slide 25 - Quiz

Een sollicitatiebrief is GEEN zakelijke brief
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Hoe schrijf je de plaats en datum in een zakelijke brief?
A
Den Haag, 22-04-2021
B
Den haag, 22 April 2021
C
denhaag, 22 april 2021,
D
Den Haag, 22 april 2021

Slide 27 - Quiz

Een klachtenbrief is een zakelijke brief
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste spelling van.....


A
ge-emaild
B
ge-e-maild
C
geëmaild
D
ge-emailt

Slide 29 - Quiz

Beoordeling
  1. Samenhang
  2. Afstemming op doel
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordenschat en woordgebruik
  5. Spelling, leestekens en grammatica
  6. Leesbaarheid

Slide 30 - Slide

1. Samenhang (structuur)
  • Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  • verwijswoorden, signaalwoorden
  •  alinea's

Slide 31 - Slide

2. Afstemming op doel (inhoud)
  • Doel: informeren, instrueren of overtuigen
  • Let op! feiten, instructie of mening
  • Gebruik niet alles door elkaar 

Slide 32 - Slide

3. Afstemming op publiek
  • Stem woordgebruik af op publiek
  • Stem toon af op publiek 

Slide 33 - Slide

4. Woordenschat 
  • Varieer het woordgebruik
  • Niet steeds dezelfde woorden 
  • Voorzetsels correct

Slide 34 - Slide

5. Spelling, leestekens, grammatica

  • Goede zinnen, niet lang
  • Leestekens, hoofdletters, punten, uitroepteken, vraagteken

Slide 35 - Slide

6. Leesbaarheid (structuur)
  • Titel, tekstkopjes 
  • Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam

Slide 36 - Slide

Nog vragen?
  • Ik weet nu wat ik kan verwachten op het schrijfexamen.
  • Ik weet hoe de onderdelen beoordeeld worden

Ik heb allerlei instructiefilmpjes gemaild, deze kun je nog bekijken.

Slide 37 - Slide

Denk je dat je nu goed voorbereid bent voor het schrijfexamen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll