Lezen les 2

Welkom!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- je past je kennis over hoofd- en bijzaken en kernzinnen toe
- je weet weer wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn
- je leert concluderende, redengevende en oorzakelijke verbanden in een tekst te herkennen

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Lezen (15 min) (leg je nieuwsbericht op de hoek van je tafel) 
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg (10 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Slide

Lezen
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Terugblik
- hoofd- en bijzaken
- kernzinnen
- huiswerk

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Hoofdstuk 1 Lezen opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 6 - Slide

Opdracht 1 
Tekst 2 – De kernzin is de tweede zin: Zweden heeft … de lijn. 
Tekst 3 – De kernzin is de laatste zin: ‘Mimiek is … Daan Heimans. 
Tekst 4 – De kernzin is de eerste zin: Als het … in Europa. 
 
Opdracht 2 
Tekst 5 – De hoofdzaak van de alinea is: Op een eilandje tussen Nieuw-Zeeland en de Zuidpool is een flesje gevonden dat twee jaar geleden bij het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika in zee was gegooid.  

Slide 7 - Slide

Opdracht 3
1 sociale vaardigheden 
3 a sloten buiten (al. 1): lieten niet meedoen 
b verschraling (al. 2): vermindering van kwaliteit 
c ontwikkeling (al. 4): verandering (die doorwerkt op andere gebieden) 
d voldoen (al. 4): geschikt zijn; passen (in de situatie) 
e toereikend (al. 6): genoeg; voldoende 
f interpreteren (al. 7): verklaren; uitleggen 
g empathie (al. 7): vermogen om je in iemand in te leven 
h op gezette tijden (al. 8): op vaste momenten 
i motto (al. 8): (toepasselijke) spreuk 

Slide 8 - Slide

Vervolg opdracht 3
4 Mensen hebben tegenwoordig vaak onvoldoende sociale vaardigheden. (twee laatste zinnen van alinea 2) 
5 Sociale vaardigheden zijn te verdelen in vier categorieën: contact maken, feedback geven, feedback ontvangen en voor jezelf opkomen. (eerste zin) 
6 De eerste heeft met ‘sociale mobiliteit’ te maken, dat betekent: van de ene maatschappelijke laag naar de andere stijgen. De andere ontwikkeling is de nadruk op samenwerking in het onderwijs en op de werkvloer.  
7 Alinea 6 gaat over sociale mobiliteit en daarover is in alinea 4 ook al iets gezegd. 
Je kunt alinea 6 zien als een toelichting op de ontwikkeling ‘sociale mobiliteit’. Een toelichting neem je nooit op in een samenvatting. 

Slide 9 - Slide

Vervolg opdracht 3
8 Volgens technologieprofessor Turkle leer je sociale vaardigheden in eerste instantie door persoonlijk contact, dus vooral tijdens persoonlijke gesprekken en gesprekjes, of die nu plaatsvinden aan de eettafel thuis of in de schoolkantine. (eerste zin) 
9 Dat alles betekent dat we ons gebruik van digitale media moeten gaan beperken. (eerste zin) 

Slide 10 - Slide

Opdracht 4
1 Sociale vaardigheden worden vergeleken met een verzameling instrumenten. De overeenkomst is dat je ze afhankelijk van het moment / de situatie kunt inzetten.  (bij een begroeting geef je soms een hand, soms een knuffel, soms een knipoog, een high five, een boks of een kus op de wang – bij het klussen gebruik je soms een boor, soms een steeksleutel, soms een schroevendraaier, dan weer een hamer of een beitel). 
2 Ja, want de auteur heeft deskundigen geïnterviewd en de tekst staat in een blad dat als degelijk bekend staat.  

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden en
signaalverbanden

Slide 12 - Slide

Wat heb je aan tekstverbanden en signaalwoorden?
Je kunt een tekst beter begrijpen als je weet wat de delen met elkaar te maken hebben. Welk verband ze hebben.
Je herkent het verband tussen woorden, zinnen en alinea's aan signaalwoorden.

Slide 13 - Slide

Ik ga iedere dag op de fiets naar school.
Het regent.
Ik ga met de trein naar school. 

Slide 14 - Slide

Met signaalwoorden laat de schrijver zien wat de zinnen met elkaar te maken hebben. 
Ik ga iedere dag op de fiets naar school. Omdat het regent, ga ik met de trein.

Signaalwoord: omdat

Slide 15 - Slide

Vorig jaar hebben jullie de volgende verbanden geleerd:
- chronologisch verband (gebeurtenissen in juiste tijdsvolgorde): vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, terwijl,  binnenkort, jaartallen en data
- opsommend verband (dingen achter elkaar noemen): ten eerste, om te beginnen, bovendien, ten slotte, maar ook 1. 2. en streepjes en dots
- tegenstellend verband (tegenovergestelde dingen): maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant
- toelichtend verband (extra informatie bij een onderwerp, een voorbeeld): bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

Slide 16 - Slide

Concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.

Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 17 - Slide

Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet


Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 18 - Slide

Oorzakelijk verband
Geeft aan waardoor iets gebeurt. 


Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 19 - Slide

Even checken
De weg is spekglad, daarom lopen de kinderen heel voorzichtig naar school. 

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Wat?: Maak  opdracht 5 blz. 15 vraag 1 /m 9
Daarna lees je de theorie op blz. 42 en maak opdracht 1 blz. 42

Hoe: individueel, je mag zachtjes fluisterend overleggen


timer
20:00

Slide 21 - Slide

Afsluiting
Hoe ging het?
Lesdoelen bereikt?: 
- je past je kennis over hoofd- en bijzaken en kernzinnen toe 
- je weet weer wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn 
- je leert concluderende, redengevende en oorzakelijke verbanden in een tekst te herkennen
Tips en tops
Huiswerk: opdracht 5 blz. 15 (1 t/m 9) en opdracht 1 blz. 42

Slide 22 - Slide