H2 lezen, tekstverbanden en signaalwoorden

H2 tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H2 tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Hoe? Wat?
Tekstverbanden en signaalwoorden (1) 

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het tekstverband

Je kent al het chronologisch verband, het opsommend verband, het tegenstellend verband en het toelichtend verband.

Slide 2 - Slide

Even herhalen..

Slide 3 - Slide

Herhaling tekstverbanden
chronologisch:
opsommend:
tegenstellend:
toelichtend:

Slide 4 - Slide

Nog meer tekstverbanden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Heb je goed opgelet? Even testen...

Slide 7 - Slide

Wat zijn redengevende signaalwoorden?
A
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
B
omdat, daarom, dus, en, de reden hiervoor is, dankzij
C
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, kortom
D
omdat, bijvoorbeeld, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij

Slide 8 - Quiz

Wat zijn concluderende signaalwoorden?
A
dus, daarom, dat houdt in, dankzij, concluderend, al met al
B
dus, doordat, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
C
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
D
dus, want, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al

Slide 9 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een oorzakelijk verband?
A
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, kortom, dankzij
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, hiervoor, dankzij
C
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, want, dankzij
D
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Slide 10 - Quiz

tekstverbandenen signaalwoorden
EN WAT NU?
Ga de opdrachten maken dit bij deze paragraaf horen. 


Leerdoelen
Ik kan/weet tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
Ik kan/weet concluderende, redengevende en oorzakelijke tekstverbanden herkennen in een tekst.

Slide 11 - Slide

Maken opdracht 1 en 2

Slide 12 - Slide