Week 7, les 1, 2mh

Welkom bij 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • huiswerk bespreken
  • leerdoelen benoemen
  • theorie
  • opdrachten maken 

Slide 2 - Slide

Na deze les
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat koppelwerkwoorden  zijn
  • kun je naamwoordelijk gezegde vinden

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Huiswerk:
§4 Grammatica Oefentoets 1

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Koppelwerkwoorden
  • Er zijn zes werkwoorden die het gezegde koppelen aan een ander deel van de zin.​


  • zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen​

Een koppelwerkwoord zorgt voor een naamwoordelijk gezegde





Slide 7 - Slide

Naamwoordelijke gezegde
Dit jaar / is / Alinde / opnieuw / keepster

  • geen werkwoord dat aangeeft wat het onderwerp Alinde doet. Er is dus geen werkwoordelijk gezegde. 
  • Zij ís iets. Wát zij is, zie je aan het zelfstandig naamwoord keepster. Daarom heeft de zin een naamwoordelijk gezegde (ng): is [keepster]. 

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit 
  • een werkwoordelijk deel (= koppelwerkwoord) 
  • een naamwoordelijk deel (bevat bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord)

Slide 8 - Slide

Naamwoordelijke gezegde
  • Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste daarvan is een vorm van een koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen.
  • Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een (tijdelijke) eigenschap (keepster) van het onderwerp (Alinde) noemt. Het koppelwerkwoord (is) koppelt die eigenschap aan het onderwerp.


Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde vinden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zelf oefenen

Slide 12 - Slide

Samen
Online
§ 3 ZD Naamwoordelijk gezegde
Cursus 5 Grammatica

Opdracht 8A

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Bijwoord

Slide 15 - Slide

Bijwoorden
 Een bijwoord (bw) is vaak het woord dat over blijft. Een bijwoord​  voegt vaak extra informatie toe aan de zin (details). Het kan van ​ alles aangeven:​

– een tijdstip (morgen, gisteren, straks, laatst, vroeger, later, ​tegenwoordig, momenteel)​
– een plaats (er, daar, hier, daarginds, ergens, overal)​
– een tegenstelling (daarentegen, daartegenover, echter, toch)​
reden/oorzaak (daarom, daardoor)​
zekerheid (absoluut, ongetwijfeld, vast, zeker, echt, wel)​
onzekerheid (misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellicht)​
ontkenning (niet, nooit, nimmer, geenszins)​









Slide 16 - Slide

Aan de slag

Slide 17 - Slide

Vragen?
Zijn er nog vragen over deze les?

Slide 18 - Slide

Je weet nu
  •  wat koppelwerkwoorden zijn
  • kun je naamwoordelijk gezegde vinden

Slide 19 - Slide

Einde les
Huiswerk:
Leren theorie koppelwerkwoorden en naamwoordleijk gezegd!!

Slide 20 - Slide