24 mei 2Ta : Grammatica Spelling voor toets

Welkom!
di 24 mei
  • Je telefoon in de kast
  • Ga rustig zitten op je vaste plek  
  • Pak alvast je boek en je schrift                          

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
di 24 mei
  • Je telefoon in de kast
  • Ga rustig zitten op je vaste plek  
  • Pak alvast je boek en je schrift                          

Slide 1 - Slide

min. 0-2
Welkom bij deur
Telefoons
Deur dicht
 Wat gaan we doen?

  • Spelling: tussenletter huiswerk nakijken
  • DVT stof herhalen en oefenen
  • Lezen / Lijsterboek
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

min. 2-3
Spelling 
Tussenletter  H. 4. (p. 124-125) 

Slide 3 - Slide

min. 15
Tussenletter
H. 4. (p. 124-125) 
tussen-s:
  • als je een s hoort(passagierslijst)
  • dubbele s als je s hoort bij vervanging (passagiersschip, passagierslijst)

tussen-n:
  • zelfstandig nw met meervoud op -en (berenkuil, vriendendienst)

Slide 4 - Slide

min. 38-49

Tussenletter
H. 4. (p. 124-125) 
Geen tussen-n:
  • geen meervoud 
  • er is maar één van 
  • meervoud op -s 
  • geen zelfstandig naamwoord 
  • versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol
  • oorspronkelijke letterlijke betekenis niet herkenbaar 

Slide 5 - Slide

min. 38-49

Tussenletter
H. 4. (p. 125) opdracht 5
  1. apenkool – onjuist: apekool (niet letterlijk herkenbaar) 
  2. duimenlot – onjuist: duimelot (niet letterlijk herkenbaar) 
  3. ellenboog – onjuist: elleboog (niet letterlijk herkenbaar) 
  4. flierefluiter – juist: niet letterlijk herkenbaar
  5. gemeentegrens – juist: meervoud op -n en op -s, dus geen tussen-en: gemeentegrens 
  6. huizehoog – onjuist: uitzondering! Het is een versterking, maar het linkerdeel geeft een ‘maat’ aan (vergelijk: mijlenver, urenlang): huizenhoog 

7 ladenkast – onjuist; lade heeft zowel een meervoud op -n als een meervoud op -s, dus geen tussen-en: ladekast 

8 ledemaat – juist; niet (meer) als samenstelling herkenbaar 

9 madelief – juist; niet (meer) als samenstelling herkenbaar 

10 reuzesprong – onjuist: reus heeft alleen een meervoud op –en: reuzensprong; maar reuzeleuk 

11 ruggenspraak – onjuist; niet (meer) als samenstelling herkenbaar: ruggespraak 

12 schattenbout – onjuist; niet (meer) als samenstelling herkenbaar: schattebout 

Slide 6 - Slide

min. 38-49

Tussenletter
H. 4. (p. 125) opdracht 5
  • 7. ladenkast – onjuist; lade heeft meervoud op -n op -s, dus geen tussen-n: ladekast 
  • 8. ledemaat – juist (niet letterlijk herkenbaar) 
  • 9. madelief – juist (niet letterlijk herkenbaar) 
  • 10. reuzesprong – onjuist: meervoud op –en: reuzensprong 
  • 11. ruggenspraak – onjuist (niet letterlijk herkenbaar) ruggespraak 
  • 12 schattenbout – onjuist (niet letterlijk herkenbaar) schattebout 

Slide 7 - Slide

min. 38-49

DVT oefenen

Slide 8 - Slide

min. 15
DVT
Stof voor de DVT toets:
  • De brug (p. 247-249) nw gez en bwb
  • Grammatica H. 1 (p.28-29) wg en lv bij wederkerende werkwoorden
  • Grammatica H. 4 (p.118-119) Samengestelde zinnen
  • Spelling H.1 (p. 34-35) Leestekens
  • Spelling H. 3 (p.94-95) Koppelteken, weglatingsstreepje
  • Spelling H. 4. (p.124-125) Tussenletters

Slide 9 - Slide

min. 38-49

DVT stof
Gezegde
Werkwoordelijk gezegde
  • wat iemand doet
  • alle werkwoorden
Naamwoordelijk gezegde
  • wat iemand is of wordt
Koppelwerkwoorden
  • zijn, worden
  • blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 10 - Slide

min. 38-49

DVT stof
Bijwoordelijke bepaling 
  • Hoe? Hoelang? Hoever? 
  • Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? 
  • Wanneer?

Slide 11 - Slide

min. 38-49

DVT stof
verplicht wederkerende werkwoorden:
wederkerend voornaamwoord (bijv. zich vergissen)
me, je, zich, ons = deel van werkwoordelijk gezegde

toevallig wederkerende werkwoorden:
niet altijd een wederkerend voornaamwoord
(bijv. zich melden)
me, je, zich, ons = lijdend voorwerp

Slide 12 - Slide

min. 38-49

Zinsontleding oefenen
In je schrift, 5 minuten
Benoem ow, pv, wg/ng, lv, mv, bwb
  • De overgebleven potten geven we aan het eind van de maand aan de voedselbank.
  • Niemand schijnt vooralsnog de winnaar te zijn.
  • Pieter sloeg zich keihard met een hamer.
  • Henk bedacht zich toen geen moment.

Slide 13 - Slide

min. 38-49

Zinsontleding oefenen
Antwoorden
  • De overgebleven potten (lv) | geven (pv) | we (ow) | aan het eind van de maand (bwb) | aan de voedselbank (mv).
  • Niemand (ow) | schijnt (pv/ng) | vooralsnog (bwb) | de winnaar(ng) | te zijn (ng).
  • Pieter (ow) | sloeg (pv/wg) | zich (lv) | keihard (bwb)| met een hamer (bwb).
  • Henk (ow) | bedacht (pv/wg) | zich (wg) | toen (bwb) | geen moment (bwb).

Slide 14 - Slide

min. 38-49

Hoofd-/bijzin
Hoofdzin
  • Onderwerp en persoonsvorm naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
  • De persoonsvorm staat voor in de zin: op de eerste of tweede plaats.
  • / ow / pv / zinsdeel / zinsdeel /
  • Cheryll heeft besloten dat / ... bijzin /

Slide 15 - Slide

min. 38-49

Hoofd-/bijzin
Bijzin
  • Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen andere zinsdelen staan.
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin.
  • / ow / zinsdeel / zinsdeel / pv / 
  • Hoofdzin ... / dat zij contant geld meeneemt /
  • Tip: Het is een bijzin: als "niet" tussen pv-ow kan

Slide 16 - Slide

min. 38-49

Hoofd-/bijzin
Nevenschikkende voegwoorden:
  • dus, en, maar, of, want.
  • verbinden twee hoofdzinnen, of twee bijzinnen

Onderschikkende voegwoorden:
  • aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra 
  • verbinden hoofdzin en bijzin

Slide 17 - Slide

min. 38-49

Hoofd-/bijzin oefenen
In je schrift, 5 minuten
1. Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
2. Of de mooiste tas afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.
3. Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.
4. Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude kapot is gegaan.
5. Vandaag ga ik een nieuwe tas kopen, omdat de tas in de aanbieding is.

Slide 18 - Slide

min. 38-49

Hoofd-/bijzin oefenen
Antwoorden
  • 1. Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
  • hoofdzin+hoofdzin
  • 2. Of de mooiste tas [niet] afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.
  • bijzin+hoofdzin
  • 3. Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.
  • hoofdzin+hoofdzin
  • 4. Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude [niet] kapot is gegaan.
  • hoofdzin+bijzin
  • 5. Vandaag ga ik een nieuwe tas kopen, omdat de tas [niet] in de aanbieding is.
  • hoofdzin+bijzin

Slide 19 - Slide

min. 38-49

Leestekens
Na een zelfstandige, mededelende zin: een punt.

Twee zinnen samenvoegen: komma:
  • tussen twee persoonsvormen
  • voor: maar - doordat - nadat - omdat - terwijl -want - voordat - zodat - zodra
  • als je de delen van zin niet los kunt uitspreken

Slide 20 - Slide

min. 38-49

Leestekens
Leestekens
Puntkomma:
  • als twee zelfstandige zinnen sterk samenhangen
 Dubbele punt:
  • als tweede zin toelichting is bij de eerste zin:
  • TIP: Je kan " : " vervangen door " , want"

Slide 21 - Slide

min. 38-49

Leestekens oefenen
In je schrift, 5 minuten
  1. Wat zij gepresteerd heeft is heel opmerkelijk.
  2. Zij vertelde het aan iedereen hoewel de brief vertrouwelijk was.
  3. We hebben een mooie zomer gehad vooral augustus was heerlijk zonnig
  4. We hebben een mooie zomer gehad waarbij vooral augustus eruit sprong
  5. We hebben een mooie zomer gehad er was veel zon en de temperaturen waren aangenaam

Slide 22 - Slide

min. 38-49

Leestekens oefenen
Antwoorden
  1. Wat zij gepresteerd heeft, is heel opmerkelijk.
  2. Zij vertelde het aan iedereen, hoewel de brief vertrouwelijk was.
  3. We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was heerlijk zonnig.
  4. We hebben een mooie zomer gehad, waarbij vooral augustus eruit sprong.
  5. We hebben een mooie zomer gehad: [want] er was veel zon en de temperaturen waren aangenaam.

Slide 23 - Slide

min. 38-49

Leestekens
Koppelteken
  • in samenkoppelingen, die anders onoverzichtelijk worden
  • in samenstellingen, tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken
  • in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden
  • bij letters, cijfers, andere tekens, afkortingen en St of Sint
  • bij aardrijkskundige namen (of afgeleid zijn)
  • in woorden met voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-
  • voor een hoofdletter bij de voorvoegsels anti-, oer-, on- en pro-

Slide 24 - Slide

min. 38-49

Leestekens
weglatingsstreepje
  • Als je een deel van een woord weglaat: 
  • Voorbeeld: voor- en tegenspoed (voorspoed en tegenspoed), 
  • basis- en voortgezet onderwijs (basisonderwijs en voortgezet onderwijs).
  • LET OP: geen weglatingsstreepje als je heel woord weglaat!
    (voortgezet en basisonderwijs)

Slide 25 - Slide

min. 38-49

Leestekens oefenen
In je schrift, 5 minuten
  1. cd + speler
  2. adjunct + directeur
  3. ex + vrouw
  4. zondagen en feestdagen
  5. boeken en tijdschriftenzaken
  6. Noord + Brabant
  7. fietspaden en wandelpaden
  8. radio + uitzending
  9. oud + ministers
  10. MBO + school

Slide 26 - Slide

min. 38-49

Leestekens oefenen
Antwoorden
  1. cd-speler
  2. adjunct-directeur
  3. ex-vrouw
  4. zon- en feestdagen
  5. boeken- en tijdschriftenzaken
  6. Noord-Brabant
  7. fiets- en wandelpaden
  8. radio-uitzending
  9. oud-ministers
  10. MBO-school

Slide 27 - Slide

min. 38-49

Samenstellingen
tussen-s:
  • als je een s hoort
  • dubbele s als je s hoort bij vervanging 

tussen-n:
  • zelfstandig nw met meervoud op -en

Slide 28 - Slide

min. 38-49

Samenstellingen
Geen tussen-n:
  • geen meervoud 
  • er is maar één van 
  • meervoud op -s 
  • geen zelfstandig naamwoord 
  • versterkt een bijvoeglijk naamwoord: boordevol
  • oorspronkelijke letterlijke betekenis niet herkenbaar 

Slide 29 - Slide

min. 38-49

Samenstellingen oefenen
In je schrift, 5 minuten
  1. (getuige+verhoor)
  2. (groente+boer)
  3. (seconde+tik)
  4. (vis+graat)
  5. (groente+winkel)
  6. (biet+sap)
  7. (vis+soep)
  8. (ster+kijker)

Slide 30 - Slide

min. 38-49

Samenstellingen oefenen
Antwoorden
  1. getuigenverhoor
  2. groenteboer
  3. secondetik
  4. visgraat
  5. groentewinkel
  6. bietensap
  7. vissoep
  8. sterrenkijker

Slide 31 - Slide

min. 38-49

Lezen


Lijsterboek (15 min.)

Slide 32 - Slide

min. 49-54

Maandag DVT-toets
Stof voor de DVT toets: zie SOM

Neem je Lijsterboek mee

Slide 33 - Slide

min. 54-55
Huiswerk in SOM
Hoe vonden jullie het zelf (beurt geven aan onrustige leerling).
Afsluiting
  • Pak je spullen in
  • Ruim je tafel op
  • Wacht op je stoel tot de bel gaat
  • Na de bel mag je je telefoon pakken
  • Fijne dag!

Slide 34 - Slide

Min. 60