Tâche - Hoe zat het ook alweer
Présente une personne.Jullie gaan een persoon presenteren. Dit kan een persoon uit je gezin of familie zijn, mag een idool zijn, maar mag ook een vriend/vriendin of klasgenoot zijn. Waar ga je dan over praten?
- zijn/haar naam, leeftijd en woonplaats. (chapitre 1)
- zijn/haar uiterlijk en het karakter. (phrases Clés G et voca E/F et bijvoeglijk naamwoord)
- zijn/haar familie. (phrases Clés C et voca A)
- waar hij/zij van houdt. (phrases Clés G)
- waar hij/zij niet van houdt. (phrases Clés G et chapitre 2)
- wat hij/zij gedaan heeft afgelopen weekend. (phrases Clés C et passé composé)