toetsbegrippen t/m 50

2 halen 1 betalen is een voor beeld van:
A
deep selling
B
up selling
C
social selling
D
cross selling
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
HandelMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

2 halen 1 betalen is een voor beeld van:
A
deep selling
B
up selling
C
social selling
D
cross selling

Slide 1 - Quiz

Een BMW "full options" is een voorbeeld van:
A
deepselling
B
up selling
C
cross selling
D
social selling

Slide 2 - Quiz

Een slipcusus verkopen bij een nieuwe auto is:
A
deepselling
B
up selling
C
cross selling
D
social selling

Slide 3 - Quiz

Stel dat ik hem ook in het paars heb, zou u het dan wel willen kopen? Dit is een voorbeeld van een:
A
suggestieve vraag
B
hypothetische vraag
C
open vraag
D
controle vraag

Slide 4 - Quiz

De procesgerichte verkoop methode wordt vooral ingezet bij:
A
simpele producten
B
dure producten
C
complexe producten
D
diensten

Slide 5 - Quiz

De probleem gerichte verkoopmethode kan het beste toegepast worden als:
A
de klant veel verstand van het product heeft
B
de klant de realtie heel belangrijk is
C
dure producten
D
als de klant graag wil dat de verkoper meedenkt bij een oplossing.

Slide 6 - Quiz

KBC techniek staat voor:
A
Kenmerk; Bewijs en controle
B
Kenmerk; betekenis en controle
C
kosten; baten en controle
D
Kan; Best; Concreter

Slide 7 - Quiz

Bij een sellogram:
A
koppel je de eigenschappen van een product aan de nadelen
B
maak je een analyse van de verschillen en voordelen
C
koppel je de eigenschappen van een product aan de nuttigheden,
D
koppel je de eigenschappen van een product aan de behoefte van de klant

Slide 8 - Quiz

Bezwaar klant: het is te duur!
Reactie verkoper: dat klopt maar hij gaat wel veel langer mee.
Dit is een voorbeeld van:
A
meeveren
B
3e persoonstechniek
C
voorwaardelijke instemming
D
transformatietechniek

Slide 9 - Quiz

Verkoper: "deze vindt u niet mooi, toch?"
Dit is een voorbeeld van een:
A
hypothese vraag
B
open vraag
C
suggestieve vraag
D
alternatieve vraag

Slide 10 - Quiz

SPIN staat voor:
A
speciale; persoonlijke; ideeen; en nut
B
sociale vraag; probleemvraag, informatievraag en noodzaakvraag
C
situatievraag; probleemvraag; informatievraag en nutvraag
D
situatievraag; probleemvraag; implicatie vraag en nutvraag

Slide 11 - Quiz

Mijn broer heeft er ook een!

Dit is een voorbeeld van:
A
meeveren
B
3e persoonstechniek
C
voorwaardelijke instemming
D
verzachtende tegenspraak

Slide 12 - Quiz

Hij moet toch niet te duur zijn?
Dit is een voorbeeld van?
A
een suggestieve vraag
B
hypothese vraag
C
een open vraag
D
indirecte vraag

Slide 13 - Quiz

Wanneer je, als JAM, een verkoopgesprek voorbereidt en hierbij naar de concurrent kijkt dan maak je gebruik van een:
A
sellogram
B
ENN-matrix
C
KVV-matrix
D
sterkte- zwakte analyse

Slide 14 - Quiz

Wanner je de klant om korting vraagt en jij als verkoper hiervoor een tegenprestatie vraagt dan is hier volgens Cialdini sprake van
A
autoriteit
B
consistentie
C
sociale bewijskracht
D
wederkerigheid

Slide 15 - Quiz

65% van de tandartsen gebruiken volgens een reclame Oral-B. Welk overtuigingspricipe wordt hier
gebruikt?
A
autoriteit
B
consistentie
C
sociale bewijskracht
D
wederkerigheid

Slide 16 - Quiz