Beeldspraak par. 20

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Beeldspraak

"Vergelijken blijft de beste manier om iets uit te leggen wat een ander nog niet kent"

Beeld + spraak: met een 'beeld' wordt op een figuurlijke manier omschreven wat iemand letterlijk  bedoelt.

Vergelijking

We vergelijken twee zaken met elkaar. Een object en een beeld.

Object = echt (onderwerp) / beeld = beeldspraak

Zijn auto lijkt wel een wrak.
Haar hond leek wel een misvormde alien. 

Soorten vergelijkingen

Vergelijking met als: Honger als een paard

Vergelijking zonder als: Dat meisje is een wijsneus

Vergelijking met van: een boom van een vent

Vergelijking met alsof: Bedankt voor je commentaar, alsof je een emmer leeggooit!

Welke drie onderdelen bevat dus het metafoor: vergelijking met een verbindingswoord?

Metafoor

Er worden weer twee zaken met elkaar vergeleken. Maar: bij een metafoor wordt het object niet genoemd.

De nieuwe docent kwam aanrijden in zijn oude wrak.

Personificatie

Een levenloos ding wordt voorgesteld als een levend wezen. 

Stofdeeltjes dansten door de lucht.
Dit hoofdstuk bespreekt verschillende vormen van beeldspraak.

Synesthesie

Twee soorten zintuiglijke waarnemingen worden met elkaar vergeleken.

Zintuigen: zien, horen, ruiken, proeven en voelen.

'Je brief glimlachte me toe'
Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Synesthesie

De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Synesthesie

Deze schreeuwende kleuren matchen niet met het interieur.
Dit is een...

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Synesthesie

Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling.
Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Synesthesie

Na regen komt zonneschijn.

Dit is een

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personicatie
4. Metonymie

Het leven is als een doos bonbons.

Dit is een

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Metonymie

De bittere conclusie die werd getrokken, sta ik niet achter.
Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personificatie
4. Synesthesie

Spreekwoorden zijn altijd metaforen. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Er hangt een hele scherpe geur door de school.
Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personicatie
4. Synesthesie

De toekomst lacht ons toe.

Dit is een:

1. Vergelijking
2. Metafoor
3. Personicatie
4. Synesthesie