Voorzetsels van tijd A1 Thema 7.10

Welkom 
ga op je telefoon naar: 
www.lessonup.app
typ de code in 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 
ga op je telefoon naar: 
www.lessonup.app
typ de code in 

Slide 1 - Slide

voorzetsels van PLAATS:
weet je ze nog?

Slide 2 - Mind map

Voorzetsels van TIJD
in :         In het weekend kijkt Felix veel televisie 
na:         Na de les, om 12.00 uur, ga ik boodschappen doen. 
om:        De les begint om 9 uur.
over:      Over 2 weken begint de lente.
rond:      Rond 18.00 uur gaan we eten. 
 sinds:    Sinds 3 jaar woont Luis in Nederland.
tijdens:  Tijdens de les mag je niet naar buiten. 

Slide 3 - Slide

meer voorzetsels van TIJD
van ... tot:   De les is van 9.00 tot 12.00 uur. 
vanaf:           Vanaf 1 juli ben ik op vakantie.
voor:              Voor de les begint, kun je even koffie drinken. 

Slide 4 - Slide

... drie jaar woont Daan in Rotterdam.
A
Sinds
B
Op
C
Voor
D
Tijdens

Slide 5 - Quiz

En ..... het begin van dit jaar werkt Daan bij Albert Heijn.
A
na
B
vanaf
C
voor
D
op

Slide 6 - Quiz

Iedere werkdag begint hij ..... 8.00 uur.
A
om
B
op
C
na
D
tijdens

Slide 7 - Quiz

Van 8.00 uur..... 8.30 uur is er een werkbespreking.
A
Over
B
tot
C
voor
D
na

Slide 8 - Quiz

.... de werkbespreking gaat Daan naar het magazijn.
A
Over
B
Voor
C
Rond
D
Na

Slide 9 - Quiz

.... 12.30 uur nemen Daan en zijn collega's pauze
A
Rond
B
Op
C
Voor
D
In

Slide 10 - Quiz

.... een week heeft Daan vakantie.
A
Over
B
Voor
C
Tot
D
Om

Slide 11 - Quiz

Vraag 1
In welk jaar ben je geboren? 

Ik ben ....  ......   geboren. 

Slide 12 - Slide

Vraag 2 
Hoe laat sta jij op? 

Ik sta ..... 

Slide 13 - Slide

Vraag 3 
Sinds wanneer woon jij in Nederland? 
Ik woon ....... 

Slide 14 - Slide

Vraag 4 
Wanneer doe je boodschappen? 

Ik doe ..... ..... boodschappen. 

Slide 15 - Slide

Vraag 5 
Wanneer is de les Nederlands? 

De les Nederlands is ......

Slide 16 - Slide

Vraag 6 
Wanneer heb je geen les? 

Ik heb  .... ...... ...... geen les.

Slide 17 - Slide

Vraag 7
Wanneer ga je sporten? 

Ik ga .....  ........sporten.

Slide 18 - Slide

Vraag 8
Wanneer maak jij je huiswerk? 

Ik maak ...... ....... mijn huiswerk.

Slide 19 - Slide

Vraag 9
Wanneer ben je jarig? 

Ik ben .... ..... ..... jarig.

Slide 20 - Slide

Vraag 10
Wanneer ga je naar huis?

Ik ga .... .... ... naar huis.

Slide 21 - Slide

Je hebt goed geoefend! 

Slide 22 - Slide