Voorzetsels van tijd A1 Thema 7.10

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom 

ga op je telefoon naar: 

www.lessonup.app

typ de code in 

A1 Onlineles op 3 maart 2021 

1. Welkom, hoe gaat het?  Toets thema  6 Stefania

2. Taalopdrachten bespreken 

3.   7.10 Voorzetsels van tijd: uitleg en oefenen 

4.  Opdrachten 7.10 maken/bespreken : oefening 68 en 69. 

Huiswerk: oefening 70 en 71 maken. 

voorzetsels van plaats:
weet je ze nog?

Filmpje

Schrijf op welke voorzetsels van tijd je hoort. 

welke voorzetsels van
tijd heb je gehoord?

Voorzetsels van tijd 

in :         In het weekend kijkt Felix veel televisie 

na:         Na de les, om 12.00 uur, ga ik boodschappen doen. 

om:        De les begint om 9 uur

over:      Over 3 weken begint de lente

rond:      Rond 18.00 uur gaan we eten. 

 sinds:    Sinds 3 jaar woont Luis in Nederland

tijdens:  Tijdens de avondklok mag je niet naar buiten 

meer voorzetsels van tijd

van ... tot:   De les is van 9.00 tot 12.00 uur. 

vanaf:           Vanaf 1 juli ben ik op vakantie.

voor:              Voor de les begint, kun je even koffie drinken. 

... drie jaar woont Daan in Rotterdam.

1. Sinds
2. Op
3. Voor
4. Tijdens

En ..... het begin van dit jaar werkt Daan bij Albert Heijn.

1. na
2. vanaf
3. voor
4. op

Iedere werkdag begint hij ..... 8.00 uur.

1. om
2. op
3. na
4. tijdens

Van 8.00 uur..... 8.30 uur is er een werkbespreking.

1. Over
2. tot
3. voor
4. na

.... de werkbespreking gaat Daan naar het magazijn.

1. Over
2. Voor
3. Rond
4. Na

.... 12.30 uur nemen Daan en zijn collega's pauze

1. Rond
2. Op
3. Voor
4. In

.... een week heeft Daan vakantie.

1. Over
2. Voor
3. Tot
4. Om

Vraag 1

In welk jaar ben je geboren? 

Ik ben geboren .......   

Vraag 2 

Hoe laat sta jij op? 

Ik sta ..... 

Vraag 3 

Sinds wanneer woon jij in Nederland? 

Ik woon ....... 

Vraag 4 

Wanneer doe je boodschappen? 

Ik doe boodschappen ...

Vraag 5 

Wanneer is de les Nederlands? 

De les Nederlands is ......

Vraag 6 

Wanneer heb je geen les? 

Ik heb geen les .........

Vraag 7

Wanneer ga je sporten? 

Ik ga sporten .....

Vraag 8

Wanneer maak jij je huiswerk? 

IK maak mijn huiswerk ...........

Vraag 9 

Sinds wanneer zit jij op Nederlandse les? 

Ik zit .......... 

Vraag 10 

Wanneer ben je jarig? 

Ik ben jarig ..............

Wat heb je geleerd over voorzetsels van tijd?