wk 7 Spelling werkwoorden les 2


Hoe heb je de oefentoets gemaakt?
😒🙁😐🙂😃
1 / 24
next
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Hoe heb je de oefentoets gemaakt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Stap voor stap bespreken
1. Wat moet je kunnen/weten voor een R, T1 en T2 vraag?
2. Bespreken en nakijken van de vragen.
3. Scoor je punten.
4. Hoe bereid je je voor op zo'n vraag?
5. Wat zou jij hierin kunnen doen?

Slide 2 - Slide

R - vraag = reproductie of leervraag

Voor deze vragen moet je de
theorie uit je hoofd kunnen knallen.

Slide 3 - Slide

R - 1 In welke 3 gevallen gebruik je in een tt zin de ik – vorm van een werkwoord?

Slide 4 - Slide

R - 2 Welke letters doen mee om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd ik – vorm + te krijgt?

Slide 5 - Slide

R - 1 In welke 3 gevallen gebruik je in een tt zin de ik – vorm van een werkwoord?
3 x 1 pt Als ik in de zin staat als onderwerp; bij een gebiedende wijs; als je of jij achter de persoonsvorm staat.
R - 2 Welke letters doen mee om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd ik – vorm + te krijgt?
1 pt t - s – x - k - f - s - ch - p
R - 3 Hoe heet het hele werkwoord – en?
1 pt stam
R - 4 Wat is een kenmerk van een sterk werkwoord?
1 pt De klank verandert in de verleden tijd

Slide 6 - Slide

Hoe bereid je je voor op R - vragen?

1. Lees de theorie in stukjes.
2. Na elk stukje vertel je aan jezelf wat er staat.


3. Maak vragen over de theorie. Schrijf het antwoord erbij.
4. Maak een woordweb.
5. Maak een schema / samenvatting.

6. Laat je overhoren.
7. Oefen met R vragen.

Slide 7 - Slide

R - vraag. Hoe kan jij je nog beter voorbereiden?

Slide 8 - Open question

T1 - toepassings 1 vraag
Voor deze vragen moet je de
theorie direct toepassen.

Slide 9 - Slide

T1 - Noteer de persoonsvorm in de tt of vt.

Slide 10 - Slide

T1 - 5 Noteer de persoonsvorm in de tt of vt. (1 pt per goed antwoord)
 
a. Jantine (luisteren) luistert (tt) elke dag naar liefdesliedjes op de radio.
b. Aan het eind van de middag (vragen) vraag (tt) ik Bram om verkering.
c. Mijn hart (branden) brandt (tt) van verlangen.
d. Hoeveel (houden) houd (tt) jij van jouw huisdier?
e. (worden) word (tt) niet zo emotioneel van die romantische film!
f. Deze fastfoodketen (produceren) produceerde (vt) hamburgers in hartvorm.
g. Vanmorgen (melden) meldde (vt) de krant dat de bekende filmster was getrouwd.
h. Haar hart (bonzen) bonsde (vt) toen ze een rode roos kreeg.
i. De verliefde puber (racen) racete (vt) op zijn fiets naar zijn meisje.
j. Vandaag (vragen) vroeg (vt) de hele klas een liefdesliedje van André Hazes aan.

Slide 11 - Slide

Hoe bereid je je het beste voor op T1 - vragen?

1. De theorie moet je kennen.

2. Maak veel van dit soort vragen.

3. Oefen veel op websites
jufmelis.nl
cambiumned.nl  


Slide 12 - Slide

T1 vraag. Hoe kan jij je nog beter voorbereiden?

Slide 13 - Open question

T2 - toepassings 2 vraag
Voor deze vragen moet je de
theorie kennen. Alle theorie gebruik je en verbindt je aan elkaar voor een goed antwoord.

Slide 14 - Slide

T2 - Maak een zin waarin deze vorm van het werkwoord voorkomt: verbrand

Slide 15 - Slide

T2 - In de vt van een zwak werkwoord verdubbelt de klinker. 
Schrijf de vt van een zwak werkwoord op waarbij dat het geval is.

Slide 16 - Slide

T2 - 6 Is het in te vullen werkwoord in deze zinnen wel of niet een persoonsvorm? Schrijf op ja of nee. 
Schrijf erachter welke vorm het dan wel is (hele werkwoord of voltooid deelwoord).
a. Heb jij je (verbazen) …. over die serenade onder het balkon?
nee / voltooid deelwoord
 
b. Mijn opa is de eerste liefde van mijn oma (zijn)….
nee / voltooid deelwoord
 
c. Sinds wanneer (beluisteren) …. onze Engelse docent Valentijnsongs? ja

Slide 17 - Slide

T2 – 7 In de vt van een zwak werkwoord verdubbelt de klinker.
Schrijf de vt van een zwak werkwoord op waarbij dat het geval is.
2 pt Voorbeelden
dromen – droomde / droomden
raden – raadde / raadden
plegen – pleegde / pleegden
vuren – vuurde / vuurden

Slide 18 - Slide

T2 - 8 Maak twee zinnen waarin deze vorm van het werkwoord voorkomt.
a. verbrand
1 pt Ik – vorm – Ik verbrand mijn hand. Verbrand je hand niet! Verbrand je het papier in de haard?
voltooid deelwoord – Ik heb mijn hand verbrand.
 
b. vermoed
1 pt Ik – vorm: Ik vermoed dat ook. Vermoed je dat ook?
voltooid deelwoord – Ik heb dat ook vermoed.

Slide 19 - Slide

Hoe bereid je je voor op T2 - vragen?

Het zijn andere soort vragen.
 
1. De theorie moet je goed kennen en slim kunnen combineren.
 
2. Lees de vraag. Vraag je af wat er allemaal wordt gevraagd en wat je allemaal moet weten.
 
3. Beantwoord dan de vraag. 

4. Check je antwoord met de vraag


Slide 20 - Slide

T2 vraag. Hoe kan jij je nog beter voorbereiden?

Slide 21 - Open question

Kun je met deze uitleg over de soorten vragen een toets nu beter voorbereiden?
JA
NEE

Slide 22 - Poll

Wat heb je nog meer nodig om een werkwoordspelling toets goed voor te bereiden?

Slide 23 - Open question

Dank je wel !
Tot de volgende keer!

Slide 24 - Slide