Kapitel 8 Grammatik A

Kapitel 8 Grammatik A
Werkwoorden können, dürfen, müssen und wissen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 8 Grammatik A
Werkwoorden können, dürfen, müssen und wissen

Slide 1 - Slide

Seite 80 im Buch
Als verdieping op deze Lesson Up kun je het uitlegfilmpje bekijken in de licentie. Deze vind je door in te loggen, dan naar K8 te gaan en dan staat er een filmpje als je op Theorie-overzicht klikt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Leren als rijtjes (en de vertaling er bij leren)

Slide 4 - Slide

Uitleg
Je leert dit hoofdstuk verschillende werkwoorden. Deze werkwoorden moet je als rijtjes leren. Wel heb ik een aantal hulpmiddelen voor je. Ik doe de voorbeelden aan de hand van het werkwoord können.

Slide 5 - Slide

Hoe zit het?
Het enkelvoud:

De ich en de er/sie/es-vorm zijn altijd gelijk

Er veranderd ook een klinker in de stam in het enkelvoud (niet in het meervoud)

De du-vorm krijgt een verandering in de klinker en krijgt -st. Let op: Niet als de stam eindigd op een -s (zoals müssen)

Slide 6 - Slide

Hoe zit het?
Het meervoud:

Gelijk aan wat we hebben geleerd met feesttenten en eettenten
Dus:
wir: -en
ihr: -t
Sie/sie: -en
En hierbij heb je de zelfde klinker als in het hele werkwoord


Slide 7 - Slide

Dus (zoals bij können):
ich kann
du kannst 
er/sie/es kann

wir können
ihr könnt
Sie/sie können

Slide 8 - Slide

Uitzondering (wissen)
ich weiß
du weißt
er/sie/es weiß

wir wissen
ihr wisst
Sie/sie wissen
Let op: ß is een S-klank en krijgt bij du een -t en niet -st (geldt ook voor müssen)

Slide 9 - Slide

Nu nog even oefenen
met können, dürfen, müssen en wissen

Slide 10 - Slide

ik moet
A
ich muss
B
ich müss
C
ich musse
D
ich müsse

Slide 11 - Quiz

jij weet
A
du weißst
B
du wissst
C
du weißt
D
du wisst

Slide 12 - Quiz

wij mogen
A
wir mögen
B
wir dürfen

Slide 13 - Quiz

hij kan
A
er könn
B
er könnt
C
er kannt
D
er kann

Slide 14 - Quiz

zij weet
A
du wisst
B
du weist
C
du weißt
D
du weißst

Slide 15 - Quiz

jij mag
A
du dürfst
B
du darfst

Slide 16 - Quiz

jullie kunnen
A
ihr kannt
B
ihr könnt

Slide 17 - Quiz

nu ga je zelf invullen

Slide 18 - Slide

ik mag

Slide 19 - Open question

jullie weten

Slide 20 - Open question

jij moet

Slide 21 - Open question

zij weet

Slide 22 - Open question

u weet

Slide 23 - Open question

jij kann

Slide 24 - Open question

hij mag

Slide 25 - Open question