This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lesopzet
15 minuten lezen
Schrijf op lijst welk boek je kiest.
Weet je al wat je wil herkansen?
Leerdoel:
Ik weet wanneer ik als of dan gebruik.
Slide 1 - Slide
Leesverslag staat ook op intranet.
titel boek doorgeven voor donderdag 3 december (per mail mag ook).
leesverslag inleveren: donderdag 14 januari.
Slide 2 - Slide
gebruik als of dan (par. 4.7)
Gebruik dan:
na een vergrotende trap: groter dan, meer dan, beter dan;
Slide 3 - Slide
gebruik dan
na ander, andere of anders:
Anders dan mijn zus hou ik erg van katten.
Documenten worden soms op een andere plek opgeslagen dan u gewend bent.
Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.
Slide 4 - Slide
gebruik als
bij vergelijkingen met (net) zo ... en even ...:
Donna is even oud als Amber.
Donna is net zo oud als Amber.
Suriname is vier keer zo groot als Nederland.
Slide 5 - Slide
Je gebruikt als en dan als je een vergelijking maakt tussen twee dingen. Je gebruikt als in een vergelijking tussen twee gelijke dingen. Je wilt dan de overeenkomst aangeven. Je gebruikt dan als je twee ongelijke dingen vergelijkt. In dit geval wil je het verschil benadrukken.
Slide 6 - Slide
Even oefenen....
Slide 7 - Slide
Hij verdient net zoveel......ik.
A
als
B
dan
Slide 8 - Quiz
Ik fiets langzamer......jij.
A
als
B
dan
Slide 9 - Quiz
Jullie eten meer lasagne ....wij.
A
als
B
dan
Slide 10 - Quiz
Jij rent net zo snel.....ik.
A
als
B
dan
Slide 11 - Quiz
Jij rent sneller ......ik
A
als
B
dan
Slide 12 - Quiz
Ik ben groter......mijn broer.
A
als
B
dan
Slide 13 - Quiz
Maar hij weet meer.....ik.
A
als
B
dan
Slide 14 - Quiz
Ik ben net zo groot ... mijn broer.
A
als
B
dan
Slide 15 - Quiz
Onze boom is net zo hoog ... die bij de buren.
A
als
B
dan
Slide 16 - Quiz
Morgen
eerste les: inhalen en/of eventueel herkansen.
Werken aan: leesverslag, lezen, paragrafen 3.7, 3.8 en 4.7, 4.8
pauze
creatieve opdracht met minipresentatie (in twee-drietallen)