What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3F week 8
Welkom
week 8 Nederlands
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
ned
MBO
Studiejaar 4
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom
week 8 Nederlands
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Studiemeter
als/dan oefeningen maken
Slide 3 - Slide
Je gebruikt de woorden ‘als’ of ‘dan’ bij vergelijkingen.
-Als er sprake is van gelijkheid gebruik je ‘als’: Ik ben even groot als hij.
-Als er sprake is van ongelijkheid gebruik je ‘dan’: Ik ben groter dan hij.
Slide 4 - Slide
Gebruik dan:
Na een vergrotende trap: groter dan, meer dan, beter dan.
Na ander, andere of anders:
-Anders dan mijn zus hou ik erg van katten.
-Documenten worden soms op een andere plek opgeslagen dan u gewend bent.
-Het is een ander verhaal dan ik eerst dacht.
Slide 5 - Slide
Gebruik als:
Bij vergelijkingen met (net) zo ... en even ...:
-Donna is even oud als Amber.
-Donna is net zo oud als Amber.
-Suriname is vier keer zo groot als Nederland.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Ben jij groter als/dan ik?
A
als
B
dan
Slide 8 - Quiz
Jij bent even sterk (als/dan) mij.
A
als
B
dan
Slide 9 - Quiz
Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.
A
dan
B
als
Slide 10 - Quiz
Zij zijn slimmer dan/ als wij.
A
dan
B
als
Slide 11 - Quiz
Winnen is mooier (als / dan) verliezen.
A
als
B
dan
Slide 12 - Quiz
Werkwoordspelling
Slide 13 - Slide
Tegenwoordige tijd
De stam van het werkwoord is het hele werkwoord − en. Voorbeelden:
Hele werkwoord: wandelen. Stam: wandel
Hele werkwoord: verhuizen. Stam: verhuiz (de stam eindigt dus op een z!)
Hele werkwoord: beloven. Stam: belov (de stam eindigt dus op een v!)
Slide 14 - Slide
Tegenwoordige tijd
Voorbeelden:
-ik wandel - jij wandelt - wandel jij? - hij/zij/het wandelt - wij/jullie/zij wandelen
-ik vind - jij vindt - vind jij? - hij/zij/het vindt - wij/jullie/zij vinden
Slide 15 - Slide
Verleden tijd
-Hele werkwoord: maken.
Ik-vorm/aangepaste stam: ik maak.
Verleden tijd: ik maakte, zij maakten.
-Hele werkwoord: wandelen.
Ik-vorm/aangepaste stam: ik wandel. Verleden tijd: ik wandelde, zij wandelden.
Slide 16 - Slide
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont- en eindigt op -en, -d of -t.
Als je twijfelt tussen de -d of de -t kun je kijken naar de verleden tijd.
Voorbeelden:
-Verleden tijd: ik wandelde. Voltooid deelwoord: ik heb gewandeld.
-Verleden tijd: ik maakte. Voltooid deelwoord: ik heb de kast gemaakt.
Slide 17 - Slide
werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 18 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
Slide 19 - Quiz
Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quiz
1) Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 21 - Quiz
werkwoordspelling voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 22 - Quiz
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 23 - Quiz
Vragen?
Slide 24 - Open question
More lessons like this
SCC M4 L4 werkwoordspelling
April 2023
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
SCC M4 L4 werkwoordspelling
March 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Info toets werkwoordspelling
November 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Afronding werkwoordspelling
November 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Werkwoord Spelling in tegenwoordige en verleden tijd
July 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Werkwoordspelling Hoofdstuk 1
September 2023
- Lesson with
46 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Werkwoordspelling
September 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
werkwoordspelling vervolg
March 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1