Taalverzorging H3

Taalverzorging H3
-Persoonsvorm, enkelvoud en meervoud
-Voltooid deelwoord 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging H3
-Persoonsvorm, enkelvoud en meervoud
-Voltooid deelwoord 

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?

Daarvoor moet je weten of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.


Jan loopt op straat.
Onderwerp = Jan = enkelvoud
Persoonsvorm = loopt = enkelvoud


Slide 2 - Slide

brandweerlui
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 3 - Quiz

de stapels zand
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 4 - Quiz

Wat is juist?
A
De kudde heeft het bos bereikt.
B
De kudde hebben het bos bereikt.

Slide 5 - Quiz

de voetbalclub
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quiz

een setje handschoenen
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 7 - Quiz

Wat is juist?
A
De klas liepen naar de volgende les.
B
De klas liep naar de volgende les.

Slide 8 - Quiz

financiën
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 9 - Quiz

Voltooid deelwoord 
Voltooid=afgerond, klaar, is al gebeurd.
Begint vaak met ge- be- ver-
Lopen-> gelopen
Uitlachen-> uitgelachen


Slide 10 - Slide

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 11 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van hebben?

Slide 13 - Open question

Voltooid deelwoord van
worden

Slide 14 - Open question

Voltooid deelwoord van 'behandelen'
A
behandeld
B
behandelt

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van doen?

Slide 16 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 17 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?
A
is
B
gestruikeld

Slide 18 - Quiz

Wat zijn voltooide deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
fietsen
D
verteld

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 20 - Open question

Voltooid deelwoord van 'sporten'
A
gespord
B
gesport

Slide 21 - Quiz

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 22 - Quiz