Herhaling hoofdstuk 3

Herhaling Hoofdstuk 3
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhaling Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag
5 minuten: persoonsvorm enkelvoud of meervoud 
5 minuten: Het voltooid deelwoord is altijd?
2 minuten: woordenschat
5-10 minuten:  figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm enkelvoud of meervoud 

We gaan 5 minuten
 de persoonsvorm enkelvoud of meeDrvoud herhalen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Wat weten we nog over de persoonsvorm?

Wat is ook alweer de persoonsvorm?


Waar hoort het onderwerp altijd bij?




Slide 4 - Slide

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

De kudde schapen liep / liepen op de dijk.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quiz

Enkelvoud of meervoud?

Brandweerlui
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

De bos rozen was / waren verwelkt.
A
was
B
waren

Slide 7 - Quiz

Enkelvoud of meervoud?

De voetbalclub
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 8 - Quiz

Kies uit: enkelvoud of meervoud:

Een setje handschoenen
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 9 - Quiz

Staat de persoonsvorm in enkelvoud of meervoud?

De winterbanden van de auto wordt / worden vervangen.
A
wordt
B
worden

Slide 10 - Quiz

Kies uit: enkelvoud of meervoud:

De klas met leerlingen
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 11 - Quiz

Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?:

De brandweer bluste / blusten de brand.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 12 - Quiz

Kies uit: enkelvoud of meervoud:

Mijn schrift met aantekeningen
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 13 - Quiz

Kies uit: enkelvoud of meervoud:

Financiën
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 14 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

Wat weten we nog?
Het voltooid deelwoord is altijd?

Twijfel je over hoe je het schrijft?
Maak dan gebruik van het schema op blz. 200
timer
5:00

Slide 16 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van:

Verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

1. De docent (herhalen) de vraag.
2. De docent heeft de vraag (herhalen)
A
1 herhaalt 2 herhaalt
B
1 herhaald 2 herhaald
C
1 herhaalt 2 herhaald
D
1 herhaald 2 herhaalt

Slide 18 - Quiz


Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
A
onthouden
B
geonthouden
C
ontgehouden

Slide 19 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

Proeven
A
geproefd
B
geproeft
C
geproeven

Slide 20 - Quiz

Welk woord is geschreven als een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste vorm?

1. Ilse (verbranden) haar tong.
2. Ilse heeft haar tong (verbranden)
A
1 verbrand 2 verbrand
B
1 verbrant 2 verbrand
C
1 verbrandt 2 verbrandt
D
1 verbrandt 2 verbrand

Slide 22 - Quiz

Woordenschat hoofdstuk 3
timer
2:00

Slide 23 - Slide

Wat weten we nog?

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Is hier sprake van letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

Mijn buurvrouw zag helemaal wit, zij was zich doodgeschrokken!
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 25 - Quiz

Wat betekent:

Romi's nieuwe kapsel is iets te kort 'naar mijn smaak'.
A
het is lelijk
B
het is mooi
C
mijn mening
D
vinden alle mensen

Slide 26 - Quiz


Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Dat was op de valreep
B
Het water liep hem in de mond
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Het zit me niet lekker

Slide 27 - Quiz

Wat betekent:

Quinten 'had de smaak te pakken' en rende nog een rondje.
A
snapte het niet
B
was lekker bezig

Slide 28 - Quiz

Wat betekent:

Een scheetkussen op de stoel van je docent leggen is een 'smakeloze' grap.
A
niet leuk, niet van goede smaak getuigend
B
niet lekker, niet van goede smaak getuigend
C
wel leuk, wel van goede smaak getuigend
D
wel lekker, wel van goede smaak getuigend

Slide 29 - Quiz

Wat betekent:

Cristiano Ronaldo is de 'smaakmaker' van Real Madrid.
A
wie of wat de attractie is
B
wie of wat kan lekker koken
C
wie of wat maakt veel doelpunten
D
wie of wat is aardig

Slide 30 - Quiz

Uitdrukkingen
Nu gaan we oefenen met uitdrukkingen.

Op de poster staan 38 uitdrukkingen.
Hoeveel kun jij er vinden?

Slide 31 - Slide

timer
5:00

Slide 32 - Slide

Welke uitdrukkingen heb je gevonden?
timer
5:00
timer
25:00

Slide 33 - Open question

Toets
Na de meivakantie 
Hoofdstuktoets hoofdstuk 3
Taalverzorging
Woordenschat
Veel succes met leren!
Jullie kunnen het!!

Slide 34 - Slide