1hb U3 APP7

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

de vraagwoorden
in het Frans

Qu'est-ce que

1. wie
2. welk/welke
3. wat
4. waarom

Est-ce que tu joues de la batterie.
Tu joues de la batterie? betekent hetzelfde.

1. waar
2. niet waar

Est-ce que staat in een vraag. Geen echte vertaling in het Nederlands.

1. waar
2. niet waar

Il a beaucoup de hobby's

1. Hij heeft veel hobby's
2. Hij heeft veel vrienden
3. ik heb veel hobby's
4. Jij hebt veel boeken.

Il a beaucoup de hobby's
--> J'AI beaucoup de hobby's

1. Hij heeft veel hobby's
2. Hij heeft veel vrienden
3. Ik heb veel hobby's
4. Jij hebt veel boeken.

Il a beaucoup de hobby's
--> Il a beaucoup de COPAINS.

1. Hij heeft veel hobby's
2. Hij heeft veel vrienden
3. ik heb veel hobby's
4. Jij hebt veel boeken.

Il a beaucoup de hobby's
-->TU AS beaucoup de LIVRES

1. Hij heeft veel hobby's
2. Hij heeft veel vrienden
3. ik heb veel hobby's
4. Jij hebt veel boeken.

Je suis sur Instagram.
Ik zit op instagram.
Vertaal: hij zit op Facebook.

Quelle est ta matière préférée?
Wat is jouw lievelingsvak
Vertaal: Wat is jouw lievelingstante?

Quelle est ta matière préférée?
Wat is jouw lievelingsvak
Vertaal: Wat is jouw lievelingshobby?

Quelle est ta matière préférée?
Wat is jouw lievelingsvak
Vertaal: Wat zijn jouw lievelingsvakken?