CG A1 unidad 5 deel 2_week3_les 2

• Spaans
• HBO
• Studiejaar 1

Buenos días chic@s

hoy es martes, el 25 de febrero 

Zorg  dat je vandaag de voca toets van module 2 maakt

we zitten namelijk al in module 3

We maken nu de TT 3+4 

eerder klaar? leer voca 

¡Mucha suerte!

Los números desde 100 -repaso

Regels getallen pagina 131 TB 10.1 

¡A practicar!

-Luister naar de volgende audio en 

schrijf de getallen die jij hoort op

https://aprenderespanol.org/ejercicios/vocabulario/numeros/centenas-audio-escribir

¡a practicar!

-15 doen we samen (WB)

-Nr. 5b TB en Nr. 5c TB, pregunta y responde.

WB opdr. 15

Unidad 5: Nr. 6 t/m 11 TB

HOY 

- Het lijdend voorwerp

-hoeveelheden / verpakkingen

-frequentie

la próxima clase:

- SE + 3e persoon

- Kloktijden

Unidad 5-parte II

Werkwoorden met onregelmatige vormen (TB pag. 122-135)

maak Nr. 16+18 WB p.48 

Almorzar (ue)     Preferir (ie)       Probar (ue)       Querer (ie)

¿preguntas?

maak oefeningen extra werkblad

Wat is de jullie-vorm van kunnen (poder)?

1. puedéis
2. podemos
3. pueden
4. podéis

Querer betekent 'willen'. Hoe zeg je:
jij wilt

1. quiere
2. quieres
3. queres
4. quere

vertaal: zij lunchen (almorzar)

1. almorzan
2. almuerzan
3. almorzáis
4. almuerzen

¿Probamos las tapas? Nr. 6a TB, p. 46 

30

mira las fotos:

Ken je alle tapas?

6a: Escucha (1x) y marca las tapas que piden

Nr. 6b+c TB, p. 46 - Vul schema zelf aan mbv tekst

¿Qué quieren?*

- Una ración de...

- (Yo) una cerveza

- Un agua mineral, por favor

- Para mí, un tinto de la casa

¿___________________?

¿Qué lleva?

¿Lleva______/mayonesa?

¿___________________?

¿Se come caliente/frio?

Bestellen                            Inf. vragen over een gerecht

Poder:

puedo

puedes

puede

podemos

podéis

pueden

¿Y qué es eso?

¿Son picantes?

varianten: ¿Qué desean? ¿Qué les pongo?

Nr. 7b TB p. 47 - pedir en un bar

-Oiga (camarero), ¿podemos pedir?

-Sí, claro, ¿qué quieren/qué desean/qué queréis?

-Yo quiero / quería..

-Para mí..

-y para beber, ¿qué quieren?

zie ook "iets bestellen" op p. 52 TB

de compras - 1,2,3,4,5,6 

Vamos a ver un video juntos

https://www.youtube.com/watch?v=foatgwEcymU

Maak in groepjes de opdrachten van stencil Micropelis 

Maak daarna aansluitend 9 TB, dan 5 WB 

en 10 TB

conecta

opdracht micropelis

l. ¿Quieres una bolsa?

2. ¿Tienes el aceite?

3. ¿Tenéis aguacates?

4. ¿El bote grande o el pequeño?

5. ¿Está todo?

6. ¿Puedo pagar con tarjeta?

. ..

A. Sí, está todo

B. Este. el grande.

C. Sí. están alli

D. ... No. gracias

E. Si tengo la botella de aceite 

F.  Lo siento. solo en efectivo

soluciones

1.D, 2.E, 3.C, 4.B, 5.A, 6.F

¿Qué comes?

bespreken: ej. 9 TB p. 48

5 WB en 10 TB

En el supermercado

hoeveelheden en verpakkingen

zie ook p. 52 TB bovenaan

¿Qué comes? Nr. 9 TB p.48

1kg = un kilo de...

1/2kg = medio kilo de..

1 1/2 = un kilo y medio de... 

100 g = cien gramos de...

1 l = un litro de...

1/2 = medio litro de...

1/2 = media docena de..

un paquete de...

una botella de...

una lata de...

un frasco* de...

una bolsa de...

un poco de...

hoeveelheden en verpakkingen

*Frasco vaak bij shampoo e.d. (= flacon)

¿Qué comes? TB p.48

Maak 3 logische combinaties van 

1. een gegeven product (leche, mantequilla,..)

2. een hoeveelheid/gewicht (1 kg, 1/2 kg,..)

Maak 3 andere combinaties van

1. een gegeven product (leche, mantequilla,..)

2. een soort verpakking

let op!

un medio

tussen hoeveelheid of de verpakking en voedingsmiddel staat altijd de

Er volgt nu een lastig onderwerp..

Het lijdend voorwerp  Nr. 8ab TB p. 47

Het lijdend voorwerp  Nr. 8c TB p. 47

frecuencias - herhaling

zie ook pagina 48 TB , p. 155-156 en oef. 4ab WB

todos los días - alle dagen, elke dag

una vez por semana/mes - 1 x per week/maand

muchas veces - vaak

pocas veces - soms

casi nunca - bijna nooit

nunca - nooit

¿Qué significa?

zinnen maken zoals in voorbeeld

Trabajamos en grupos

samenwerken: 

Maak de oefeningen 4 t/m 8 af, 10 t/m 13 WB p. 43-46

- Maak 21 en 22 WB (20 doen we samen in les 3)

-tijd over? Kijk naar de Reglas y Sistemas p. 52 bovenaan en vul 

"hoeveelheidsaanduidingen" aan

Geef antwoord op deze vraag
"¿Cuánto es ?

1. un kilo de tomates
2. Son dos euros

Geef antwoord op deze vraag
"¿Algo más?

1. Aquí tiene
2. Son dos euros
3. Si, un mango, por favor
4. Si

Geef antwoord op deze vraag
"¿Qué lleva?

1. mayonesa y ketchup
2. son gambas
3. Para mí un café, por favor

Geef antwoord op deze vraag
"¿Y qué tal?

1. Enseguida
2. ¡deliciosas!
3. No, no, qué va

¿Quién compra las naranjas?

1. Yo las compro
2. Los compro yo
3. Yo los compro

¿Quiere probar el pollo, señor López?

1. Si, quiero lo probar
2. Si, querer lo probrar
3. Si, lo quiero probar

Quiero aceitunas

1. ¿Los quiere verdes o negras?
2. ¿Las quiere verdes o negras?

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Elisa
2. compra
3. una silla
4. la playa

Geef het juiste pers. vnw. als lijdend voorwerp.
Compro el bolso en la tienda

1. los
2. la
3. el
4. lo

Geef het juiste pers. vnw. waarmee je het lijdend voorwerp vervangt.
Voy a regalar el libro

1. los
2. la
3. el
4. lo

Maak een complete zin met gustar en gebruik:
Paloma / fruta / mucho

Maak een complete zin met gustar en gebruik:
Jaime / verdura / nada

Maak een complete zin met gustar en gebruik
Claudio / carne / no mucho

Maak een complete zin met gustar en gebruik
los espanoles / narnjas / mucho

¡A practicar! - werktijd tot 16.30 

 

Werken aan huiswerk:

• alles van vorig werkblokken afmaken
• Reglas y sistemas zover als 

mogelijk invullen

• nieuwe woordjes leren

Deberes/huiswerk

- zorg dat je bij bent met alles, ook vocabulario