PA 1 - leesv en woordenschat

1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welkom!
¿Listos? Zijn jullie klaar?

- Tassen op de grond
- Laptops aan
- Schrift op de tafel
- Vragen? steek je vinger op!

Slide 3 - Slide

¡Presente!

Slide 4 - Slide

Vandaag/ hoy... 
Programma:
-Herhaling onregelmatige werkwoorden: ser (zijn)
- Leestekst 

Lesdoel:
- Ik kan de werkwoorden SER vervoegen
- Ik kan een kort tekst in het Spaans begrijpen
 

Slide 5 - Slide

Vandaag/ hoy... 
Programma:
- Leestekst 
- Zinnen maken met woordenschat 

Lesdoel:
- Ik kan een kort tekst in het Spaans begrijpen
- Ik kan vertellen waar ik woon
- Ik kan vertellen welke talen ik spreek
 

Slide 6 - Slide

SER (ZIJN) p.16
- nationaliteit
- wie je bent
- eigenschappen

Slide 7 - Slide

Geef het rijtje van het werkwoord SER (zijn)
yo soy (ik ben), tú ..... etc

Slide 8 - Open question

A trabajar! Aan het werk!
Werkboek A:
p. 22 opdr. 23 B (samen)
p. 22 opdr. 24 A, C
p. 22 opdr. 25 (huiswerk)
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is de naam van de camping?

Slide 11 - Open question

Wie schrijft dit kaartje?

Slide 12 - Open question

Wat vindt Rico van deze camping?
A
saai
B
gaat wel
C
te gek

Slide 13 - Quiz

Wat schrijft hij over het zwembad?

Slide 14 - Open question

Wat zegt hij over zijn vriend?
A
hij is dertien jaar oud hij is Nederlands
B
hij is veertien jaar oud hij is Nederlands
C
hij is veertien jaar oud hij is Fransman

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste voor van het werkwoord:
El .............. holandés
A
habla
B
hablo
C
hablas

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste voor van het werkwoord:
Yo .............. en Den Haag
A
vivo
B
vives
C
vive

Slide 17 - Quiz

¡Hablemos!
¿Cómo te llamas? Me llamo ...
¿De dónde eres? Soy ...
¿Qué lenguas hablas? Hablo ...(holandés, 
berber, árabe, turco, francés, papiamento...)
¿Dónde vives? Vivo en ...
¿Quién es tu amiga/amigo? Ella es (ze is)/El es (hij is)...
¿Cómo? Hoe?
¿Dónde? Waar?
¿Qué? Wat?
¿Quién? Wie

Slide 18 - Slide

Maak een zin met VIVIR

Yo
vivo
vives
El/Ella
vive

Slide 19 - Open question

Maak een zin met HABLAR

Yo
hablo
hablas
El/Ella
habla

Slide 20 - Open question

Los números

Slide 21 - Slide