verleden tijd van zwakke werkwoorden
- Gebruik bij zwakke werkwoorden ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p:
als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t, x, k, f, s, ch of p is, schrijf de verleden tijd dan als ik-vorm + te(n):
- juichen: de ch staat in ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p → juichte(n)