VWO 3 - QUIZ - Woordenschat hfst. 1 t/m 3

Proeftoets


Hoofdstuk 1 t/m 3

Beeldspraak, stijlfiguren, stijlfouten

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Proeftoets


Hoofdstuk 1 t/m 3

Beeldspraak, stijlfiguren, stijlfouten

Slide 1 - Slide

Beeldspraak


Vergelijking - object en beeld, gekoppeld met o.a. als

Metafoor - beeld vervangt object

Metafoor in werkwoord - wwn kunnen metaforen zijn

Personificatie - iets abstract wordt voorgesteld als persoon

Metoniem - bijzondere relatie tussen object en beeld

Slide 2 - Slide

Stijlfiguren


Hyperbool - overdrijving

Eufemisme - afzwakking om iets minder ruw te zeggen

Understatement - afzwakking om iets duidelijk te maken

Litotes - ontkenning van het tegenovergestelde

Slide 3 - Slide

Stijlfouten


Contaminatie - verkeerde combi van woorden of uitdrukkingen

Tautologie - dubbelop, vaak synoniemen, door elkaar te

                             vervangen

Pleonasme - dubbelop, geen synomiemen, niet door

                             elkaar te vervangen


Slide 4 - Slide

QUIZ
Geef van de volgende zinnen aan welke vorm van beeldspraak, welk stijlfiguur of welke stijlfout je herkent.

Slide 5 - Slide

Als een bejaarde slenterde Rowena over de finish!
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 6 - Quiz

Ik heb een lange dag gehad. Wil je me een bakje troost inschenken?
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 7 - Quiz

Mijn opa, de oude brombeer, zat weer eens te mopperen over zijn eten.
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 8 - Quiz

Kijk eens wat voor benen daar aankomen!
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 9 - Quiz

Wat een verschrikkelijke hoosbui. Ben je verzopen?
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 10 - Quiz

Het peloton ging als een waaier door het vlakke landschap.
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 11 - Quiz

Mijn broer zit de hele avond naar dat stomme kastje te kijken.
A
vergelijking
B
metafoor (in ww)
C
personificatie
D
metoniem

Slide 12 - Quiz

Als al je verstandskiezen in één keer getrokken worden, is dat geen pretje.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 13 - Quiz

Michael van Gerwen is huizenhoog favoriet in de dartfinale.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 14 - Quiz

Ze waren de liefde aan het bedrijven, toen plotseling de deur openging.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 15 - Quiz

Eten we spruitjes? Wil je me dood hebben of zo?
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 16 - Quiz

Ik kan helaas geen rondje geven, ik zit op dit moment tussen twee banen in.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 17 - Quiz

De gaswinning in Groningen heeft de Nederlandse regering een aardig zakcentje opgeleverd.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 18 - Quiz

Mijn ouders konden helaas niet lachen om onze 1 aprilgrap.
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 19 - Quiz

Ik zag mijn zusje van 7 jaar elke maand groter groeien.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 20 - Quiz

We gingen naar PSV-Ajax en hoopten op een geweldig duel, maar het was echter niet om aan te zien.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 21 - Quiz

Hé Philip! Zit je nou bij Margo af te spieken?
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 22 - Quiz

Er werden drie mannen opgepakt voor de opzettelijke inbraak bij de bank.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 23 - Quiz

Met zo'n negatieve instelling en mentaliteit zal je niet overgaan.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 24 - Quiz

Sommige simpele programma's kunnen heel populair zijn, neem nou bijvoorbeeld Lingo.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 25 - Quiz

Het weekendarrangement is inclusief met toegangskaartjes voor het zwembad.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme

Slide 26 - Quiz

Waar moet je nog voor gaan leren?
(behalve voor de 75 begrippen)

Slide 27 - Open question