Laatste les voor de toets

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • iPad (log in)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Oefenen met vragen
  • Werkmoment/vragen stellen over 4.7
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

Maak een zin met 'cruciaal'.

Slide 3 - Open question

Kies de goede betekenis van het woord
'element' in de zin:

Daar zit een element van oneerlijkheid in.
A
deel van een groter geheel
B
water, lucht, aarde of vuur
C
een chemische stof

Slide 4 - Quiz

Op dag twee stond hij vroeg op om als eerste buiten te zijn.
A
twee = rtw
B
twee = htw
C
eerste = rtw
D
eerste = htw

Slide 5 - Quiz

Onthoud
rangtelwoord eindigt op -ste, -de ( eerste, vierde)

hoofdtelwoord niet: drie, veel, 

Slide 6 - Slide

Benoem alle werkwoorden (hww/zww).
De kok heeft de maaltijd gekookt,
daarna heb ik het opgegeten.

Slide 7 - Open question

Uitwerking
De kok heeft de maaltijd gekookt,
heeft gekookt
hww        zww   
 
daarna heb ik het opgegeten.
heb opgegeten
hww     zww         
Onthoud: 
  • meer ww in de zin?
  • Pv is hww

Slide 8 - Slide

Psv en bzv
Hij deelt zijn pizza met haar.

Slide 9 - Open question

Uitwerking
Hij deelt zijn pizza met haar. 
                                      => Coen deelt Coens pizza met Esther.

hij:     psv
zijn:   bzv
haar: psv

Onthoud:
  • psv: naam invullen
  • bzv: van wie is het => s erbij

Slide 10 - Slide

gezegde ng of wg

Tijdens de vakantie heeft hij zijn pols gebroken.

Slide 11 - Open question

Uitwerking
Tijdens de vakantie heeft hij zijn pols gebroken.

alle werkwoorden in de zin: heeft gebroken
kww? nee => 
heeft gebroken = wg

Slide 12 - Slide

gezegde ng of wg
Wie is er ziek geworden?

Slide 13 - Open question

Uitwerking
Wie is er ziek geworden?

alle werkwoorden in de zin: is geworden
kww? ja!!  Wie is er ziek gebleven/geweest?
Wat is het onderwerp? ziek
ng: is ziek geworden
Onthoud:
kww: zijn, worden, blijven

Slide 14 - Slide

Benoem alle werkwoorden (hww/zww/kww)

Tijdens de vakantie heeft hij zijn pols gebroken.

Slide 15 - Open question

Uitwerking
Tijdens de vakantie heeft hij zijn pols gebroken.

werkwoorden: heeft gebroken
geen kww, dus....
heeft: hww                      (helpt)
gebroken: zww             (duidelijke betekenis)
Onthoud: 
  • meer ww in de zin?
  • Pv is hww

Slide 16 - Slide

Benoem alle werkwoorden (hww/zww/kww)

Wie is er ziek geworden?

Slide 17 - Open question

Uitwerking
Wie is er ziek geworden?

werkwoorden: is geworden
kww? ja! 
is: hww                           (helpt)
geworden: kww          (zijn/worden/blijven)
Onthoud: 
  • meer ww in de zin?
  • Pv is hww

Slide 18 - Slide

Spelling: leer uit je hoofd
  • regels voor hoofdletters (p. 78)
  • regels voor trema, apostrof en accent (p. 159)
  • accentwoorden in de studiewijzer

Slide 19 - Slide

Spelling werkwoorden: onthoud
  • tegenwoordige tijd: vul lopen in, hoor je een t?

Brand je je vingers aan de kachel? Hij wordt achttien jaar.

  • verleden tijd: ik- vorm plus -te of -de, of zoals je het hoort

Hij uit zich niet. Hij uitte zich niet.
Hij besluit te stoppen. Hij besloot te stoppen.

Slide 20 - Slide

Werkmoment
  • Test jezelf van 4.7 af?
  • Doe Test jezelf 3.5 en 4.5.

  • Bij welke leerdoelen kun jij een vinkje zetten?
  • Leerdoelen staan in de studiewijzer in Magister.
  • Niets te oefenen? Lees je leesboek.


Slide 21 - Slide

Afsluiting
Succes met leren!!

Slide 22 - Slide

Woorden 3.5

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Woorden 4.5

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link