Woordenboek gebruiken


Comment utiliser un dictionnaire?
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Comment utiliser un dictionnaire?

Slide 1 - Slide

Leerdoel:


Ik weet hoe ik een woordenboek Nederlands-Frans moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Hoe is een woordenboek gestructureerd?
A
Op volgorde van thema.
B
Op alfabetische volgorde.

Slide 3 - Quiz

Welk woord kom je het éérst tegen in een woordenboek?
A
koala
B
koe
C
kracht
D
kosten

Slide 4 - Quiz

In welke volgorde vind je de volgende woorden in een woordenboek?
moeder
mol
mand
maan
mijn
mosterd
mond
mouw

Slide 5 - Drag question

Betekenis bepalen

Slide 6 - Slide

Zoekopdracht 1
Stel, je wilt de volgende zin schrijven:

Onze kraan lekt.

Hoe vertaal je "kraan" in deze zin? Gebruik je woordenboek.

Slide 7 - Slide

Hoe vertaal je "kraan"?

Slide 8 - Open question

Zoekopdracht 2
Stel, je wilt de volgende zin schrijven:

Ik ben gestoken door een bij.

Hoe vertaal je "bij" in deze zin? Gebruik je woordenboek.

Slide 9 - Slide

Hoe vertaal je "bij"?

Slide 10 - Open question

Attention!
Kijk goed welke betekenis je precies nodig hebt. Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.

Voorbeelden:
- PAD: (1) een weggetje; (2) een dier (soort kikker).
- ARM: (1) lichaamsdeel; (2) niet rijk.

Slide 11 - Slide

"Die mensen zijn arm."
Hoe vertaal je "arm" in deze zin?

Slide 12 - Open question

Werkwoorden

Slide 13 - Slide

Stel...
Je wilt de volgende zin schrijven: 

Ik heb mijn slaapkamer gepoetst.

Echter, je weet niet wat "gepoetst" is, welk zoekwoord gebruik je om het woord in je woordenboek op te zoeken?

Slide 14 - Slide

Welk Nederlands zoekwoord gebruik je om "gepoetst" te kunnen vertalen?

Slide 15 - Open question

Vertaal nu de hele zin. Je mag je woordenboek gebruiken:
Ik heb mijn slaapkamer gepoetst.

Slide 16 - Open question