Leestekens en werkwoordspelling (oefenen)

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waarom werk je aan grammatica en spelling?
Het gaat niet alleen om wát je zegt, maar ook om hoe je het zegt of schrijft. Een gevarieerde, verzorgde tekst komt beter en professioneler over.


Hoe ga je dit oefenen?
Je verdiept je in woordsoorten, leestekens, werkwoordspelling en zinsdelen. Je maakt zelfstandig opdrachten en kijkt zelf na. Je moet op tijd je vragen stellen aan je docent.

Wat is het doel?
Je kunt een artikel voor De Speld schrijven aan de hand van de keuze uit een aantal onderwerpen. Je past hier alle onderdelen van grammatica en spelling bewust en zichtbaar toe. Weging: 2 keer.

Slide 2 - Slide

Zelfstandig leren

Je doorloopt zelfstandig de modulewijzer;
Volg de planning in de studiewijzer;
Kijk zelf nauwkeurig en kritisch na;
Stel op tijd je (hulp)vraag aan de docent.

Slide 3 - Slide

Stap 9
Vandaag: herhaling en oefenen
Leestekens in woorden (blok 2) en in zinnen (blok 3)
Herhaling werkwoordspelling.
Stap 9
Bijvoeglijke bepaling (blok 4)
Werkwoordspelling (blok 5)

Uiterlijk af: 22 april

Daarna: toepassen in artikel voor De Speld


Slide 4 - Slide

Je kent en herkent de regels voor de leestekens in woorden: trema, koppelteken, apostrof, samenstellingen.  Daarnaast ken je de regels voor de leestekens in zinnen. Ten slotte ken je het stappenplan voor de werkwoordspelling.

Je kunt de regels uitleggen en zelf voorbeelden verzinnen. Je kunt het stappenplan voor de werkwoordspelling foutloos toepassen.





Je kunt zelf regels opzoeken, analyseren en begrijpen.

Slide 5 - Slide

Wanneer moet je een komma gebruiken?
Wees volledig in je antwoord.

Slide 6 - Mind map

Plaats leestekens in woorden (apostrof, koppelteken, hoofdletter, trema) en in zinnen (punt, komma en dubbele punt)

Spel de werkwoorden tussen haakjes op de juiste manier.
timer
5:00

Slide 7 - Slide

antwoorden

Slide 8 - Slide

die
die
dat
die
wat
dat
die

Slide 9 - Drag question

Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [                              ] is. Daarna kijk je naar de [                            ] van de zin. 
De [                          ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen. 
Je gebruikt de regel van [                              ] alleen in de
[                        ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [                        ] toe. 
Bij het [                                       ] werkwoord schrijf je het woord zo [                             ] mogelijk, maar alleen als de uitspraak het toelaat.
De infinitief is een onafhankelijk werkwoord; De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [                                  ].
persoonsvorm
tijd
stam
't ex-kofschip
tegenwoordige
verleden
+te
+de
bijvoeglijk gebruikte
kort
lang
hele werkwoord

Slide 10 - Drag question

Menig leerling [                      ] zich de strijd met de vermaledijde d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [                      ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt 
[                       ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [                       ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
 [                       ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [                       ]. De werkwoordspelling is echt nooit [                       ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende 
[                       ]. Het [                       ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het 
[                       ].

herinnert
herinnerd
verandert
veranderd
herhaalt
herhaald
gebeurt
gebeurd
verdient
verdiend

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

Moeite met de verwijswoorden? (betrekkelijk, wederkerend, bijvoeglijke bijzin) BLOK 1 en BLOK 4

Moeite met leestekens in woorden en samenstellingen? BLOK 2


Moeite met leestekens in zinnen? BLOK 3



Moeite met werkwoordspelling? BLOK 5

Slide 13 - Slide

Stap 9
Vandaag: herhaling en oefenen
Leestekens in woorden (blok 2) en in zinnen (blok 3)
Herhaling werkwoordspelling.
Stap 9
Bijvoeglijke bepaling (blok 4)
Werkwoordspelling (blok 5)

Uiterlijk af: 22 april

Daarna: toepassen in artikel voor De Speld


Slide 14 - Slide