Pak je leesboek en ga lezen en pak alvast je andere spullen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lezen en pak alvast je andere spullen.
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Jullie gaan met spelling aan de slag
Toets grammatica wordt donderdag besproken
Slide 2 - Slide
Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [ ] is. Daarna kijk je naar de [ ] van de zin.
De [ ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen.
Je gebruikt de regel van [ ] alleen in de
[ ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [ ] toe.
Bij het [ ] werkwoord schrijf je het woord zo [ ] mogelijk, maar alleen als de uitspraak het toelaat.
De infinitief is een onafhankelijk werkwoord. De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [ ].
persoonsvorm
tijd
stam
't x-kofschip
tegenwoordige
verleden
+te
+de
bijvoeglijk gebruikte
kort
lang
hele werkwoord
Slide 3 - Drag question
Menig leerling [ ] zich de strijd met de vermaledijde d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [ ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt
[ ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [ ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
[ ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [ ]. De werkwoordspelling is echt nooit [ ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende
[ ]. Het [ ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het
[ ].
herinnert
herinnerd
verandert
veranderd
herhaalt
herhaald
gebeurt
gebeurd
verdient
verdiend
Slide 4 - Drag question
Pak je leesboek en ga lezen en pak alvast je andere spullen.
Slide 5 - Slide
In Nederland kennen we drie accenttekens: accent aigu (´), accent grave (`) en accent circonflexe (^).
Met welk accent kun je nadruk op een woord leggen?
A
Accent aigu
B
Accent grave
C
Accent circonflexe
Slide 6 - Quiz
Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd
Slide 7 - Quiz
Trema of geen trema?
A
financien
B
financiën
Slide 8 - Quiz
Wat is een cedille?
A
ç
B
Č
Slide 9 - Quiz
De cedille is geen Nederlands teken, vaak vind je het terug in leenwoorden. Kwestie van leren dus.
A
facade
B
façade
Slide 10 - Quiz
Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!
cowboys
A
cowboys
B
cowboy's
Slide 11 - Quiz
Hoe schrijf je onderstaand woord? Plaats zo nodig een trema, apostrof of koppelteken!