This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Opdr 2. Je bent in de supermarkt en koopt een flesje water, dit is een ......
A
basisbehoefte
B
overige behoefte
Slide 4 - Quiz
Opdr 2. Omdat je graag iets wil lezen, koop je een tijdschrift. Dit is een ........
A
basisbehoefte
B
overige behoefte
Slide 5 - Quiz
Opdr 2. Door deze producten te kopen, ben je aan het .......
A
concurreren
B
consumeren
Slide 6 - Quiz
Opdr 2. Voor de supermarkt ben jij een ....
A
Concurrent
B
Consument
Slide 7 - Quiz
Opdr 3. Hieronder staan een aantal behoeften. Sleep de basisbehoeften naar vak 1.
Vak 1
Auto
Huis
Fiets
Cola
Schoenen
Spelcomputer
T-shirt
Vakantie
Water
Slide 8 - Drag question
Opdr 4. Kies hieronder welke situaties voorbeelden zijn van consumeren.
A
je gaat met vrienden buitenspelen op een sportveldje in de buurt
B
je koopt een nieuwe telefoon van je verjaardagsgeld
C
Je koopt voor je moeder brood bij de bakker
D
Je laat je fiets repareren bij de fietsenmaker
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Opdr 5. Hieronder staan 3 behoeften. Geef aan welk middelen je nodig hebt. Maak de juiste combinaties.
Betalen van een nieuwe tv
Uiteten gaan
Hardlopen in een park
Tijd en geld
Tijd
Geld
Slide 11 - Drag question
Opdr 6. Je wilt iets leuks gaan doen met vrienden, maar je hebt te weinig geld. Bedenk 2 activiteiten die je kunt doen zonder gebruik te maken van geld.
Slide 12 - Open question
Opdr 7. Geef aan of onderstaande uitspraak juist of onjuist is. Als je niet genoeg middelen hebt, kun je niet altijd in je behoeften voorzien.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Aan de slag!
H1.1
Slide 18 - Slide
Weet je het nu?
Wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
Welke twee middelen er zijn om in je behoeften te voorzien
Drie manieren om in je behoeften te voorzien
Wat prioriteiten stellen betekent
Hoe je met een percentage een getal kunt uitrekenen