Los días y los meses del año.

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1-3

Clase de español

Hoy:

1. Vocabulario días de la semana y meses del año
2. pagina 76 tekstboek: Lees en beantwoord de vragen
3. Opdracht: Luister naar de het interview en beantwoord de vragen.
4. Schrijf la rutina de Santi

Dagen van de week

Lunes

martes

miércoles

jueves

viernes

sábado

domingo

Maandag

dinsdag

Woensdag

Donderdag

vrijdag

Zaterdag

Zondag

Schrijf de maanden van het jaar in de juiste volgorde

Opdracht tekstboek

pagina 76

Lees en luister. Beantwoord de vragen

¿Dónde trabaja el tío Justo

1.¿Cuándo ve la televisión?

2.¿A quién entrevistan Julia y Graciela?

3.¿A qué hora abre el restaurante?

Verdadero o falso
1. El tío Justo sale al campo con las vacas.

1. Verdadero
2. Falso

Verdadero o falso
Por la tarde, el tío justo riega el huerto.

1. verdadero
2. falso

Verdadero o falso
Gofredo llega al restaurante a las doce del medio día.

1. verdadero
2. falso

Verdadero o falso
El cocinero es francés.

1. verdadero
2. falso

Luisteren oefenen

Luister naar het interview met Enrique, een student van een kostschool. Schrifj dan op wat hij dagelijks doet op deze tijdstippen.

6:45: se levanta

Entrevista con Enrique

a) 7:00-7:45

b) 8:00-17:00

c) 14:00

d) 17:30-19:00

e) 21:00

f) 22:30

Luister opnieuw naar het interview. Geef dan antwoord op de vragen.

Entrevista con Enrique

Luister opnieuw naar het interview. Geef dan antwoord op de vragen.

1. ¿Qué actividades hace Enrique después de las clases?

Welke activiteiten doet Enrique na school?

2. ¿Qué hace los fines de semana?

Wat doet hij in het weekend?

Schrijf wat Santi doet en om hoe laat.

La rutina de Santi.