Beeldspraak: vergelijking
In een vergelijking zet je 2 dingen naast elkaar die op elkaar lijken.
Je hebt het OBJECT (O) en het BEELD (B).
Sanne (O) lijkt wel op een prinses (B).
Sanne (O), de prinses (B), loopt over straat.
Sanne (O) is net een prinses (B).