Werkwoordspelling

Vorige week
Hoe zat het ook alweer met:
  • De tablet --> Zelfstandig naamwoord
  • Het cement tussen de stenen--> voegwoord
  • De lidwoorden --> de, het, een
  • WERKwoorden --> Die woorden "werken''  
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Vorige week
Hoe zat het ook alweer met:
  • De tablet --> Zelfstandig naamwoord
  • Het cement tussen de stenen--> voegwoord
  • De lidwoorden --> de, het, een
  • WERKwoorden --> Die woorden "werken''  

Slide 1 - Slide

Deze week:
WERKWOORDSPELLING TEGENWOORDIGE TIJD
  1. Uitleg
  2. Klassikaal oefenen
  3. Individueel opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Hele Werkwoord = WIJ
  • Hele werkwoord is de WIJ vorm
Voorbeeld: 
  • wij LOPEN, wij FIETSEN, wij KLIMMEN

Slide 3 - Slide

Hele werkwoord - en = IK VORM
  • LOPEN - en = LOP --------> IK LOP? -->      IK LOOP
  • FIETSEN - en = FIETS-----> IK FIETS? -->   IK FIETS
  • KLIMMEN - en = KLIMM --> IK KLIMM? --> IK KLIM
  •                                                                                        STAM

Slide 4 - Slide

HIJ, ZIJ, HET, JIJ, JE, JANTJE
  • Ik-vorm         + T         = HIJ - VORM
  • IK LOOP        + T          =HIJ LOOPT                      STAM + T                
  • IK FIETS        + T          = HIJ FIETST 
  • IK KLIM         + T          = HIJ KLIMT 

Slide 5 - Slide

NU = tegenwoordige tijd
  • IK LOOP NU          HIJ LOOPT NU          WIJ LOPEN NU
  • IK FIETS NU          HIJ FIETST NU          WIJ FIETSEN NU
  • IK KLIM NU          HIJ KLIMT NU              WIJ KLIMMEN NU

Slide 6 - Slide

GEBEURT HET NU?
STAM (ik-vorm) + T!
VERDEDIGEN - Ik verdedig nu, hij verdedigT nu
BROODJE ROOSTEREN - Ik rooster nu een broodje, hij roosterT nu een broodje



Slide 7 - Slide

Oefenen:

Hij (verbreden) het fietspad.
  • HIJ = ???
  • Stam (ik-vorm) + T
  • Stam = IK Verbreed
  • Stam + t = HIJ VerbreedT

Slide 8 - Slide

Oefenen:
Hij (verbinden) een wond.
  • HIJ :???
  • Hij = Stam + T
  • Stam = hele werkwoord - en
  • Hele werkwoord=verbinden
  • Stam = Ik verbind
  • Stam + t = hij verbindt

Slide 9 - Slide

MAKEN:
Oefenblad Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 10 - Slide