Hoofdstuk 1-spelling en grammatica

pvtt
persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

pvtt
persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

PVTT  
persoonsvorm tegenwoordige tijd

ik-vorm
De ik-vorm vind je door van de infinitief -en af te halen --> werken --> werk.

  • Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
     Zetten --> zet / likken --> lik / raden --> raad

  • Bovendien verandert er soms een letter:
     lezen --> lees / wrijven --> wrijf

Slide 2 - Slide

PVTT  
persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zo schrijf je de PVTT:
  • ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm
     ik klim, klim ik, klim jij/je; ik raad, raad ik, raad jij/je

  • In alle andere gevallen in het enkelvoud: ik-vorm +t
     jij klimt, hij klimt, zij klimt; jij raadt, hij raadt, zij raadt

  • In het meervouw: het hele werkwoord
     wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen; wij raden, jullie raden, zij raden

Slide 3 - Slide

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het vliegtuig (landen) op Sardinië.
A
lant
B
landde
C
land
D
landt

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Waarom (blazen) jij die ballon op?
A
blaas
B
blaast
C
blazen
D
blaaz

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Emma (verzenden) een e-mail
A
verzend
B
verzendt
C
verzent
D
verzentd

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Mijn oma (verhuizen) naar een bejaardenhuis.
A
verhuisd
B
verhuizen
C
verhuist
D
verhuiz

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

(kleden) jij je altijd om na het fietsen?
A
Kleedt
B
kleed
C
kleden
D
kleedde

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het huis (branden) helemaal af.
A
brant
B
brand
C
brandde
D
brandt

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Het meisje (vallen) van haar step.
A
valt
B
viel
C
vald
D
valdt

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in deze zin?

Als u met u creditcard (betalen), moet u dit wel melden.
A
Betaald
B
Betaaldt
C
Betaalt
D
Betaal

Slide 11 - Quiz