Persoonlijke voornaamwoorden
ik, jij, hij, zij, hen, hun wij, jullie zij.
Bezittelijke voornaamwoorden
mijn, jouw, ons, jullie, hun,
Aanwijzende voornaamwoorden
die/deze, etc...
Vragende voornaamwoorden
Wie, wat, welke, wat voor
Betrekkelijke voornaamwoorden:
- die/dat/wie/wat
- verwijzen naar een antecedent