2tl hfd 5 trappen van vergelijking en als en dan (klass 1)

Trappen van vergelijking 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Trappen van vergelijking 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken.

Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als en dan.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Schrijf de trappen van vergelijking op van: leuk

Slide 8 - Open question

Schrijf de trappen van vergelijking op van: vast

Slide 9 - Open question

Er zijn drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …


A
boos, bozer, boost, goed, goeder, goedst
B
boos,bozer, boost, goed, beste, best
C
boos, bozer, boost, goed, beter, best
D
boos, bozer,boost, goed, beter, goedst

Slide 11 - Quiz

Soms gebruik je bij de overtreffende trap 'meest'. Bij welke woorden doe je dat?

Slide 12 - Open question

DOEL

- je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking
trappen van vergelijking en 
als en dan

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

In de eerste ronde was Milan bijna net zo snel ... zijn tegenstander.
A
dan
B
als

Slide 17 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ... in een groepje.
A
dan
B
als

Slide 18 - Quiz

De cake smaakt morgen net zo goed ... vandaag.
A
dan
B
als

Slide 19 - Quiz

Guus is minstens even chaotisch ... zijn broertje.
A
dan
B
als

Slide 20 - Quiz

Nigel beweert dat Snelle niet half zo goed is ... Boef.
A
dan
B
als

Slide 21 - Quiz

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ... zoute
A
dan
B
als

Slide 22 - Quiz

DE FOUTJES
  1. *Lisa is jonger als mij.*
  2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 
  3. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
  4. Lisa is jonger dan ik (ben).

Slide 23 - Slide

Maken van NN-online: 
Zie bord.

Slide 24 - Slide