This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Werkwoordspelling-shoot-out
timer
0:20
Slide 1 - Slide
Ik heb mij veel (verwonderen) over hun instelling.
timer
0:20
timer
0:20
timer
0:20
A
verwondert
B
verwonderd
Slide 2 - Quiz
Ik wil heel graag dat jij (vertellen) wat er (gebeurd) is, zodat de dader gepakt (worden).
timer
0:20
timer
0:20
A
vertelt, gebeurt, word
B
verteld, gebeurd, wordt
C
vertelt, gebeurd, wordt
D
verteld, gebeurt, word
Slide 3 - Quiz
Als je deze (verlaten) weg (inrijden), (rijden) je zo Amsterdam uit.
timer
0:20
A
verlate, inrijdt, rijdt
B
verlate, inrijdt, rijdt
C
verlaten, inrijd, rijd
D
verlaten, inrijdt, rijd
Slide 4 - Quiz
Het boek dat u heeft (aanvragen) , (worden) voor u (klaarleggen) in die slecht (verlichten) ruimte.
timer
0:20
A
aangevraagd, wordt, klaargelegd, verlichte
B
aangevraagt, word, klaargelegt, verlichtte
C
aangevraagd, word, klaargelegd, verlichtte
D
aangevraagt, wordt, klaargelegt, verlichte
Slide 5 - Quiz
De Ajacieden (juichen) voor het verkeerde team, waardoor Brobbey alweer een penalty (missen).
timer
0:20
A
juichte, mistte
B
juichten, miste
C
juichde, mistten
D
juichden, miste
Slide 6 - Quiz
Frederik had een hekel aan Barend, zijn (haten) collega, wat ertoe (leiden), dat hij hem tijdens een personeelsfeestje (vermoorden).
timer
0:20
A
gehaatte, leiden, vermoorde
B
gehate, leidde, vermoordde
C
gehaten, leidde, vermoorde
D
gehaate, leidde, vermoordde
Slide 7 - Quiz
De premier (reizen) alleen mee, als hij zijn teddybeer mocht meenemen, zonder welke hij niet in het hotel (durven) te (overnachten).
timer
0:20
A
reisde, durfde, overnachten
B
reiste, durfde, overnachten
C
reisde, durfte, overnachtten
D
reiste, durfte, overnachtten
Slide 8 - Quiz
De agent (herkennen) de verdachte niet, hoewel deze luid (schreeuwen) het (bloeden) mes rondzwaait en (krijsen) dat hij de moord (plegen) heeft.
timer
0:20
A
herkent, schreeuwend, bebloedde, krijst, gepleegt
B
herkend, schreeuwent,
bebloedde, krijsd, gepleegd
C
herkend, schreeuwend, bebloede, krijst, gepleegt
D
herkent, schreeuwend, bebloede, krijst, gepleegd.
Slide 9 - Quiz
(Raden) eens hoeveel (winnen) knikkers ik in mijn hand heb? Je (raden) het nooit!
timer
0:20
A
Raad, gewonnen, raadt
B
Raadt, gewonnen, raad
C
Raadt, gewonne, raadt
D
Raad, gewonne, raadt
Slide 10 - Quiz
Oh nee, nu heb ik je werkstuk (deleten). Je hebt tussendoor nog wel (saven), toch?
timer
0:20
A
gedelet, gesaved
B
gedeletet, gesaved
C
gedelete, gesaved
D
gedeletet gesavet,
Slide 11 - Quiz
Peter Pannenkoek (roasten) de premier zo erg, dat deze na een slecht (timen) grap in snikken (uitbarsten).
timer
0:20
A
roasete, getimede, uitbarstte
B
roastte, getimde, uitbarste
C
roastte, getimede, uitbarstte
D
roaste, getimede, uitbarsten
Slide 12 - Quiz
'Ja, maar ik heb net uren (stofzuigen)', sprak Bernards moeder (stressen) toen Bernard een zak zand en twee kilo strooizout zo op de grond (kapotsmashen).
timer
0:20
A
stofgezogen, gestrest, kapotsmashete
B
stofgezogen, gestresst, kapotsmashde
C
gestofzuigd, gestresst, kapotsmashte
D
gestofzuigd, gestrest, kapotsmashte
Slide 13 - Quiz
Op een (invetten) vloer kan er lastig (jazzdancen) worden, maar wel goed (paintballen), omdat je snel (wegglijden) en zo een makkelijk doelwit (worden).
timer
0:20
A
ingevette, gejazzdancet, gepaintballd, wegglijdt, wordt
B
ingevette, jazz gedancet, gepaintbald, wegglijdt, word
C
ingevetten, gejazzdancet, gepaintbald, wegglijd, wordt
D
ingevete, gejazzdanct, gepaintballd, wegglijdt, word