What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
28 november H3
Hoe zeg je in het Duits "heb je even tijd"?
A
Haben sie einen Moment Zeit?
B
Hast du einen Moment Zeit
C
Hast du eben?
D
Hast du Zeit?
1 / 30
next
Slide 1:
Quiz
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe zeg je in het Duits "heb je even tijd"?
A
Haben sie einen Moment Zeit?
B
Hast du einen Moment Zeit
C
Hast du eben?
D
Hast du Zeit?
Slide 1 - Quiz
"es ist schlimm" betekent
A
het is erg
B
iemand is slim
C
het is mooi
D
het is lelijk
Slide 2 - Quiz
"Gassi gehen" betekent
A
Hond uitlaten
B
gas geven
C
snel gaan
D
hard gaan
Slide 3 - Quiz
Hoe zeg je in het Duits "hoeveel kost de entree?"
A
Was kostet die Karte?
B
Was kostet Entrance?
C
Was kostet die Eintritt?
Slide 4 - Quiz
Hoe zeg je in het Duits "wat zijn de openingstijd?"
A
Wie sind die Öffnungszeiten?
B
Wann sind die Öffnungszeiten?
Slide 5 - Quiz
Ein Land, das ringsum von Wasser umgeben ist nennt man.....
Wie heißt das?
Slide 6 - Open question
Hier wirft man den Abfall ......
Was ist das?
Slide 7 - Open question
Wenn es kalt ist, dann geht die .......... an.
Was ist das?
Slide 8 - Open question
Eine größe Fläche miet vile Bäume .......
Wie heißt das?
Slide 9 - Open question
Wie heißt das?
Slide 10 - Open question
De gebiedende wijs...
Hoe vertaal je "Kom, Hannah!"
A
Kommen Sie, Hannah!
B
Komm, Hannah!
C
Kommt, Hannah!
Slide 11 - Quiz
Hoe zeg je "Kom, Wouter en Sophia"
A
Kommen Sie, Wouter und Sophia!
B
Komm, Wouter und Sophia!
C
Kommt, Wouter und Sophia!
Slide 12 - Quiz
Hoe zeg je
"Komt u, mevrouw Yalcin!"
A
Kommen Sie, Frau Yalcin!
B
Komm, Frau Yalcin!
C
Kommt, Frau Yalcin!
Slide 13 - Quiz
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
darf
darfst
darf
dürfen
dürfen
dürft
Slide 14 - Drag question
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
muss
musst
muss
müssen
müsst
müssen
Slide 15 - Drag question
hinter dem Haus
unterm Tisch
Wohin?
Wo?
im Auto
auf den Tisch
voor die Tür
unter den Tisch
auf dem Tisch
auf dem Sofa
Slide 16 - Drag question
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
soll
sollst
soll
sollen
sollt
sollen
Slide 17 - Drag question
Welke naamval hebben de volgende voorzetsels "durch, für, ohne, um, bis, gegen"
A
3e naamval
B
1e naamval
C
4e naamval
Slide 18 - Quiz
Na welke zes voorzetsels volgt de 3e naamval?
Slide 19 - Open question
Wurde das Auto aus d..... Garage (v) gestohlen?
A
die
B
der
C
das
D
dem
Slide 20 - Quiz
Nach d... Essen (das) gehe ich schlafen
A
den
B
dem
C
das
Slide 21 - Quiz
onderwerp
A
Slide 22 - Quiz
lijdenvoorwerp
A
Slide 23 - Quiz
meewerkend voorwerp
A
Slide 24 - Quiz
Meine Schwester kennt dein... Bruder (der) nicht
A
deinen
B
dein
C
deinem
Slide 25 - Quiz
werkwoorden met 3e naamval
A
Slide 26 - Quiz
werkwoorden met 4e naamval
A
Slide 27 - Quiz
Ich helfe ihr... Vater (der)
A
ihren
B
ihrem
C
ihrer
Slide 28 - Quiz
Das interessiert mein... Eltern (mz)
A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinem
Slide 29 - Quiz
Wat moet je na deze quiz nog gaan leren?
Slide 30 - Mind map
More lessons like this
28 november H3
November 2022
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
28 november H3
February 2023
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Anne Frank, ihr kurzes Leben
September 2022
- Lesson with
15 slides
by
Anne Frank House
History
Primary Education
Secondary Education
Age 11-13
Anne Frank House
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
K1 persoonlijk voornaamwoord & werkwood sein
September 2019
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Wiederholung Semester 1 - TRM1
February 2021
- Lesson with
34 slides
Duits
Hoger onderwijs