persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Welkom!
Lezen
Woordsoorten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Welke woordsoort zie je in hoofdletters?
Dat IS een goed idee.

a. BN (twee vingers)
b. LW (drie vingers)
c. WW (vier vingers)

Slide 2 - Slide

Welke woordsoort zie je in hoofdletters
Deze taart heb ik speciaal VOOR jouw moeder gebakken.

a. BN (twee vingers)
b. VZ (drie vingers)
c. WW (vier vingers)


Slide 3 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Welke fouten zie je in deze zinnen?

1. Heb je me nieuwe fiets al gezien?
2. Hun komen altijd te laat.

Slide 4 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk vnw
Een pers. vnw duidt een persoon of ding aan:
Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou.

Een bez. vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje.

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?
Sommige woordsoorten (je, haar , ons, jullie, hun) kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Je kunt dan het volgende trucje toepassen: 
- Een pers. vnw kun je vervangen door hij of hem.
- Een bez. vnw kun je vervangen door zijn.

1. Is die kat van jullie ziek? --> Is die kat van hem ziek? jullie = pers vnw.
2. Dat is ons huis. --> Dat is zijn huis.  ons = bez. vnw

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Kijk en luister goed naar het volgende filmpje. Welke persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden hoor jij?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat gaat hier fout?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Maak oefening 6 t/m 10 vanaf blz. 92. Ga naar cambiumned.nl. Klik op woordsoorten en oefen met: werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 13 - Slide