7 april - persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Welkom!
Lezen
Formuleren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolLeerjaar 1,3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Formuleren

Slide 1 - Slide

 Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Slide

Wat zijn bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden?

Slide 3 - Slide

Testje op beterspellen.nl

Slide 4 - Slide

Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Kijk en luister goed naar het volgende filmpje

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

CD van jou of jouw?
Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Wat is het belangrijkste dat je hebt onthouden?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Wat is het belangrijkste dat je hebt onthouden?

Slide 11 - Slide

Jouw docent

VS

De docent van jou

Slide 12 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk vnw
Een pers. vnw duidt een persoon of ding aan:
Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou.

Een bez. vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje.

Slide 13 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?
Sommige woordsoorten (je, haar , ons, jullie, hun) kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Je kunt dan het volgende trucje toepassen: 
- Een pers. vnw kun je vervangen door hij of hem.
- Een bez. vnw kun je vervangen door zijn.

1. Is die kat van jullie ziek? --> Is die kat van hem ziek? jullie = pers vnw.
2. Dat is ons huis. --> Dat is zijn huis.  ons = bez. vnw

Slide 15 - Slide

Wat is het pers. vnw?

Ik kijk televisie met mijn broertje.

Slide 16 - Open question

Wat is het pers. vnw?

Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij en mij
D
Er zit geen pers. vnw. in.

Slide 17 - Quiz

Wat is het bez. vnw?
Heb je mijn tas terug gegeven?

Slide 18 - Open question

Maar: Zij geeft hun hun hen.

Slide 19 - Slide

Hun is nooit onderwerpsvorm!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Zij geven hun Hun hun hen.
hun-Hun-hun-hen=
A
pers-zn-bez-pers
B
bez-eig-pers-zn
C
bez-eig-bez-zn
D
bez-eig-bez-eig

Slide 22 - Quiz

Oefentoets maken
Morgen: nakijken spelling paragraaf 8

Slide 23 - Slide

Maak in stilte 6 Formuleren, paragraaf 3 opdracht 1 t/m 6, paragraaf 4 opdracht 1 t/m 5

Slide 24 - Slide

4 Taal, paragraaf 5 opdracht 1 t/m 3, paragraaf 6 opdracht 1 t/m 4, paragraaf 7 opdracht 1 t/m 3 en 5

Slide 25 - Slide