Spelling BN en gebruik woordenboek

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen.

Slide 1 - Slide

Mededelingen en programma
  • Vandaag: behandeling huiswerk (1 t/m 4, blz. 155)
  • Gebruiken van een woordenboek.

De onderwerpen:
  • hoofdletters
  • leestekens (punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt, aanhalingsteken)
  • een woordenboek gebruiken
  • meervouden op -en
  • meervoud op -s
  • bijvoeglijke naamwoorden

Slide 2 - Slide

Mededelingen en programma
Planning komende tijd
Week 28 maart: spelling H1 t/m H6
Week 4 april: spelling H1 t/m H6
Week 11 april: spelling H1 t/m H6
Week 18 april: toets spelling
Week 25 april: meivakantie
Week 2 mei: meivakantie

Week 9 mei: vervangende datum toets spelling

Week 20 juni: toetsweek do + vr
Week 27 juni: toetsweek ma + di + woe
Week 4 juli: geen les meer
Week 11 juli: zomervakantie

Slide 3 - Slide

Huiswerk
Opdracht 1, blz. 155:
  1. Anderhalve
  2. Centrale
  3. Dove
  4. Essentiële
  5. peperdure
  6. potentiële
  7. recente
  8. reukloze
  9. snelle
  10. toffe
  11. voordelige
  12. wijze

Slide 4 - Slide

Huiswerk
Opdracht 2:
  1. Koperen kandelaar
  2. felle kleuren
  3. mysterieuze
  4. wollen
  5. plastic
  6. hele


Slide 5 - Slide

Huiswerk
Opdracht 3:
  1. prachtig
  2. moeilijke
  3. sympathiek
  4. stokdove
  5. natte
  6. gewetenloze

Slide 6 - Slide

Huiswerk
Opdracht 4: voorbeelden, bring it on!

Slide 7 - Slide

Spelling
Maak nu opdracht 5, blz. 155.

  1. toeschouwers, juichen, gebochelde
  2. gigantische, ravage, aangericht, diggelen
  3. Belgische, architect, schitterende, garage
  4. nieuwsgierige, goochelaar, suggestie, kachel
  5. giechelden, waggelend, meegebrachte, roggebrood
  6. digitaal, chemische, reinigen

Slide 8 - Slide

Spelling
Een woordenboek gebruiken.

  • Gebruik een woordenboek om de spelling of betekenis van een woord op te zoeken.
  • Wat geven de letters en tekens achter een woord in het woordenboek precies aan?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Spelling
Voorbeeld:
be'scheiden1 <zelfst. nw.; meervoud> officiële papieren die je ergens voor nodig hebt -> stukken
bescheiden2 <bijv. nw.> 1 gezegd van iemand die zichzelf niet op de voorgrond plaatst - hij is beroemd geworden, maar erg bescheiden gebleven 2 (van dingen) niet groot of niet veel - hij nam een bescheiden portie eten.
'anticlimax <de~ (m.); -en> tegenvaller, terwijl je juist iets iets heel fijns of spannends had verwacht
antici'peren <anticipeerde, heeft geanticipeerd> ergens op anticiperen rekening houden met iets waarvan je verwacht dat het zal gebeuren.

Slide 12 - Slide

Spelling
Maak nu opdracht 1 op blz. 64. door de woorden op te zoeken in het woordenboek. 

Tijd: 5 minuten

Klaar? Maak opdracht 2.

Slide 13 - Slide

Spelling
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden hebben vaak een vergrotende en overtreffende trap:
  • dom, dommer, domst
  • laat - later - laatst
  • licht - lichter - lichtst

Maak nu opdracht 3, p. 65. 
Daarna opdracht 4, met woordenboek.


Slide 14 - Slide

Afsluiting
Huiswerk: 
  • Leer de theorie op blz. 94 en blz. 124. 
  • Maak daarna opdrachten 1 en 2 op blz. 94 en 1 en 2 op blz. 124.
  • Stel je vragen, hoe klein ook, per mail (etimmermans@lentiz.nl) of SOM!

  • Je weet hoe je een woordenboek gebruikt en wat de diverse tekens en woorden in een woordenboek betekenen.
  • Je kent de drie trappen: stellend, vergrotend, overtreffend.

Slide 15 - Slide