Behandeling grammaticatoets en start spelling

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen.
  • Ik noteer per persoon het boek dat je leest en hebt gekozen voor je fictieopdracht.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen.
  • Ik noteer per persoon het boek dat je leest en hebt gekozen voor je fictieopdracht.

Slide 1 - Slide

Mededelingen en programma
  • Aan het einde van de les behandelen we de toets Lezen.
  • Over de eerder gemaakte nultoets Diataal.

Slide 2 - Slide

Mededelingen en programma
Planning komende tijd
Week 28 maart: spelling H1 t/m H6
Week 4 april: spelling H1 t/m H6
Week 11 april: spelling H1 t/m H6
Week 18 april: toets spelling
Week 25 april: meivakantie
Week 2 mei: meivakantie

Week 9 mei: vervangende datum toets spelling

Week 20 juni: toetsweek do + vr
Week 27 juni: toetsweek ma + di + woe
Week 4 juli: geen les meer
Week 11 juli: zomervakantie

Slide 3 - Slide

Spelling
Hoe leer je spelling?

De onderwerpen:
  • hoofdletters
  • leestekens (punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt, aanhalingsteken)
  • een woordenboek gebruiken
  • meervouden op -en 
  • meervoud op -s
  • bijvoeglijke naamwoorden

Slide 4 - Slide

Spelling
Nu: hoofdletters, zie blz. 34.

Je gebruikt hoofdletters:
  • aan het begin van elke zin.
  • bij namen (zie uitzondering op tussenvoegsels in boek)
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Geen hoofdletters bij:
  • seizoenen, maanden, dagen en windstreken.

  • Maak nu in duo's opdracht 1 op blz. 34.

Slide 5 - Slide


Kerkstraat
Amerikaanse
Maastricht
Estland
Roda JC
Anton
Arnhemmer
Disney

voetbalclub
rebus
ivoor
elders
najaar
dinsdag
inhoud
noorden

Slide 6 - Slide

Spelling
Leestekens: komma's, punten, uitroepteken, vraagteken, dubbele punten en aanhalingstekens.

Uitroeptekens:
  • gebruik je alsof je CAPS LOCK AAN STAAT.
  • om nadruk te geven aan zinnen.
  • je gebruikt ze niet zo vaak: teksten met veel uitroeptekens worden heel kinderachtig en extreem blij.

Vraagtekens:
  • gebruik je altijd bij vragen.

Slide 7 - Slide

Spelling
Leestekens: komma's, punten, uitroepteken, vraagteken, dubbele punten en aanhalingstekens.

Uitroeptekens:
  • gebruik je alsof je CAPS LOCK AAN STAAT.
  • om nadruk te geven aan zinnen.
  • je gebruikt ze niet zo vaak: teksten met veel uitroeptekens worden heel kinderachtig en extreem blij.

Vraagtekens:
  • gebruik je altijd bij vragen.

Slide 8 - Slide

Spelling
Leestekens: komma's, punten, uitroepteken, vraagteken, dubbele punten en aanhalingstekens.

Punten:
  • zet je aan het einde van zinnen. 
  • Punten en komma's kunnen op elkaar lijken. Je moet goed aanvoelen wanneer je een zin stopt of wanneer je een komma gebruikt. Houd zinnen kort!


Slide 9 - Slide

Spelling
Dubbele punt (H6 Spelling, p. 184):
  • gebruik je vóór opsommingen of aankondigingen. Ik eet graag groenten: broccoli, bloemkool, Chinese kool, wortels en paksoi.
  • gebruik je vóór een toelichting/uitleg. Jan mediteert elke dag: dat is goed voor zijn rust.
  • gebruik je vóór een citaat/quote. Elroy zegt: "....".

Aanhalingstekens
  • gebruik je bij de directe rede, oftewel een citaat.
    Elroy zegt: "Neem dit over in je schrift!" OF 'Neem dit over in je schrift', zei Elroy.
  • je zet ze na aankondiging van een citaat, dus na een dubbele punt, maar voor je een citaat start. 
  • Na een citaat zet je eerst een punt/uitroepen/vraagteken en dan pas weer aanhalingstekens.
  • Je mag zowel dubbele (") of enkele (') aanhalingstekens gebruiken.
  • Je gebruikt ze niet bij de indirecte rede: Elroy zei dat we dit over moesten nemen in ons schrift. 

Slide 10 - Slide

Spelling
Maak nu opdrachten: 
  • 2 en 3 op blz. 35;
  • 1 en 4 op blz. 185.

Huiswerk bestaat uit opdracht 2 en 3 op blz. 185.


Slide 11 - Slide

Spelling
Tot slot: komma's (H6 en H1 Spelling).

Komma's zet je:
  • tussen twee persoonsvormen.  Omdat zijn band lek ging, moest hij lopen.
  • als je een zin voorleest (al dan niet in je hoofd) en je een kleine pauze hoort tussen twee woorden.
  • vóór verbindingswoorden.  Hij moest lopen, omdat zijn band lek was.
  • tussen delen in een opsomming: Het duurde maar: een week, twee weken, drie weken en uiteindelijk vier weken!
  • tussen iemands naam en de rest van de zin: Elroy, wat doe jij vanavond?  OF 'Wat doe jij vanavond, Elroy?'

Het is meer dan 'kommaneuken': goed gebruik van komma's maakt veel verschil!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Toets lezen
We gaan de toets uit de toetsweek doornemen. Tafels leeg: geen pennen, etui's of telefoons.

Slide 14 - Slide

Toets lezen
Vraag 1 (per goed antwoord 0,5 punt, maximaal 2 punten)
A = 3
B = 4
C = 1
D = 2

Vraag 2 (1 punt)
B Je herkent een opsommend verband aan signaalwoorden als 'en' en 'verder'.

Vraag 3 (1 punt)
C Informatie uit de tekst verduidelijken.








































Slide 15 - Slide

Toets lezen
Vraag 1 (per goed antwoord 0,5 punt, maximaal 2 punten)
A = 3
B = 4
C = 1
D = 2

Vraag 2 (1 punt)
B Je herkent een opsommend verband aan signaalwoorden als 'en' en 'verder'.

Vraag 3 (1 punt)
C Informatie uit de tekst verduidelijken.








































Slide 16 - Slide

Lezen H4-6
Vraag 4 (1 punt)
A Alcoholreclame

Vraag 5 (1 punt)
Alinea 4

Vraag 6 (per goed antwoord 0,5 punt, maximaal 2 punten)
1. F in het bijzonder
2. A bemoeilijkt
3. E in contact komen met (iets negatiefs of gevaarlijks)
4. H proberen te bereiken

Slide 17 - Slide

Lezen H4-6
Vraag 7 (2 punten)
Jongeren kregen door het tijdsverbod juist meer alcoholreclames te zien omdat er na 21:00 u meer alcoholreclames werden uitgezonden dan voor het tijdsverbod. De bedoeling was dat jongeren minder alcoholreclames te zien zouden krijgen.

Vraag 8 (2 punten)
Verband: tegenstellend verband (1 punt)
Signaalwoord: maar (1 punt)

Vraag 9 (1 punt)
C Roken is schadelijker voor de gezondheid dan matig alcoholgebruik.

Vraag 10 (1 punt)
Als volwassenen alcohol matig gebruiken, zijn de gevolgen voor de gezondheid over het algemeen klein’ (alinea 6).
Maar voor minderjarigen is dat anders: alcohol belemmert de ontwikkeling van hun hersenen (alinea 7).

Slide 18 - Slide

Lezen H4-6
Vraag 11 (1 punt)
C tegenstellend

Vraag 12 (2 punten)
B Het is moeilijk te achterhalen of de drinkende jongere wel of niet aangemoedigd werd door de reclame.
D Onderzoekers zijn afhankelijk van herinneringen.

Vraag 13 (2 punten)
Jongeren krijgen niet alleen op televisie alcoholreclame te zien, maar ook in de bioscoop, in bushokjes en tijdens een huldiging van Nederlandse sporters.
Vraag 14 (1 punt)
Die landen verbieden alcoholreclames helemaal.
Vraag 15 (1 punt)
C informeren

Slide 19 - Slide

Afsluiting
  • Huiswerk: wat je niet af hebt uit de les en opdrachten 2 en 3 op blz. 185.
  • Je hebt geleerd waar je hoofdletters zet. 
  • Je hebt geleerd waar je wel en waar je geen leestekens zet: komma's, punten, uitroeptekens, aanhalingstekens en vraagtekens.
  • Je kan nu citeren (directe rede) en weet wat de indirecte rede is.

Slide 20 - Slide