VR 24-09-2021 Lektion 2

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

T33
Freitag, 24 september 2021

Slide 2 - Slide

Was werden wir heute machen?
Wat gaan we vandaag doen?
  • Lernziele (leerdoelen)
  • Herhaling Grammatica getallen tot 100
  • Neu: Grammatik getallen tot 10000
  • Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Slide

Lernziele
Am Ende der Stunde kann ich:
  • de getallen tot 10 000 gebruiken.




Slide 4 - Slide

Was weißt du noch?
wat weet je nog?
Over de getallen tot 100


 Fragen

Slide 5 - Slide

Wat is het getal 1 in het Duits?
A
eine
B
ein
C
elf
D
eins

Slide 6 - Quiz

Wat is het getal 7 in het Duits?
A
siebs
B
sieben
C
siebzehn
D
seiben

Slide 7 - Quiz

Wat is het getal 17 in het Duits?
A
siebzehn
B
siebenzehn
C
siebszehnen
D
siebzahn

Slide 8 - Quiz

Wat is het getal 100 in het Duits?
A
honderd
B
hondert
C
hundert
D
tausend

Slide 9 - Quiz

Het Duitse woord voor 'en' is und
Richtig
Falsch

Slide 10 - Poll

Wat is het getal 21 in het Duits?
A
einundzwanßig
B
einsundzwanzig
C
einundzwanzig
D
zweiundelf

Slide 11 - Quiz

Wat is het getal 30 in het Duits
A
dreißig
B
dreizig
C
dreisich
D
driezich

Slide 12 - Quiz

Wat is het getal 345 in het Duits?
A
dreihundertfunfundvierßig
B
dreihondertfünfundvierzig
C
dreihundertvierundfünfzig
D
dreihundertfünfundvierzig

Slide 13 - Quiz


Neu
Getallen tot 10000

Slide 14 - Slide

1= eins
10= zehn
100= hundert
1000= tausend
10000= zehntausend

101= hunderteins
1001= tausendeins
167= hundertsiebenundsechzig

3512= dreitausenfünfhundertzwölf
0= null
1= eins
2= zwei
3= drei
4= vier
5= fünf
6= sechs
7= sieben
8= acht
9= neun
10= zehn
11= elf
12= zwölf
13= dreizehn
14= vierzehn
15= fünfzehn
16= sechzehn
17= siebzehn
18= achtzehn
19= neunzehn
20= zwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
100= hundert
Jaartallen onder 2000: 1970= neunzehnhundertsiebzig
2021= zweitausendeinundzwanzig

Slide 15 - Slide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Les 1: maken Kapitel 1, Lektion 2 --> Aufgabe 6 
Weektaak: maken: Lektion 2
leren: SO Kapitel 1, Lektion 1 t/m 3 + Redemittel
  • Wie (hoe)? Boek of Online
  • Hilfe (hulp)? Buren, boek, docent
  • Zeit (tijd)? tot 10:00
  • Fertig (klaar)? verder met de weektaak/leren SO




An die Arbeit!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide